Oostendse Energy Port heeft ambities

Als alle reeds geplande windturbines in het Belgische deel van de Noordzee gebouwd zullen zijn, lopen er zo’n 400 à 450 machines met zo’n 1.350 wieken. Dit moeten onderhouden worden.

Trefwoorden: #Noordzee, #Oostende Energy Port, #Osstende, #Rebo-terminal, #windmolen, #windturbine

Lees verder

Magazine

Download het artikel in

ENGINEERINGNET.BE - «Die houden het op zee geen twintig jaar uit zonder onderhoud», zegt Paul Gerard, gedelegeerd bestuurder Haven Oostende en CEO van de Rebo-terminal.

«Bepaalde onderdelen zullen regelmatig vervangen moeten worden». Oostende als centrale thuishaven voor Offshore Operations & Maintenance in de Noordzee...

Vandaag wieken er al zo’n 232 windturbines voor onze kust. De kritische massa volstond om een 35-tal bedrijven te motiveren een lokale vestiging te starten op de Oostendse Rebo-terminal om de verschillende windparken te servicen. «Dat is een leuke cluster van bedrijven».

De O&M-afdelingen van de turbineleveranciers Senvion (C-Power), Vestas (Parkwind is uitbater van Belwind, Northwind en Nobelwind) en Alstom (nu GE) vonden er een plek. Met het jongste Rental-windpark komt ook Siemens, dat in zijn kielzog een keten van bedrijven zal meetrekken, aan slag. Maar CEO Paul Gerard van de Rebo-terminal gooit zijn lijn verder uit en in meerdere richtingen. In het Zuiden kijkt hij naar Duinkerke waar een offshore windpark van 500 MW gepland is.

Minister Ségolène Royal lijkt er nu vaart achter te zetten. Dat past in de kaarten van Oostende. «Waarom niet met onze expertise naar een samenwerking streven?» De haven is een autonoom orgaan en mag ‘groot denken’. In het Noorden hoopt hij de werken aan de nieuwe Nederlandse turbines naar Oostende te halen. «Een uurtje varen maar».

De bouw en exploitatie van Borssele 3 en 4 ging ondertussen naar Shell, Van Oord, Eneco en Mitsubishi/DGE. «Dat laat vermoeden dat ‘Oranje boven’ prevaleert. De Fransen…. dat zien we wel. Onze grote troef? Windenergie krijgt hier de absolute voorrang. Hier verlies je geen tijd. Instappen en vijf minuten later ben je op zee».

Driefasige aanpak
De Oostendse ‘Energy Port’-meester onderscheidt drie fasen in het offshore gebeuren. Eerst is er de installatie van de funderingen, het plaatsen van de turbines, het assembleren en uitvaren van de wieken. «Die fase duurt maar heel kort en verloopt van langsom sneller», zegt Gerard. Voor het Nobelwind-park was die op zeven maanden geklaard.

De tweede fase is de in bedrijfsstelling. Ook die vergt maar een paar maanden. Veel belangrijker voor de haven is de derde fase: Operations (monitoring) en Maintenance (het in bedrijf houden van het park). «Dat creëert veel activiteit en een hoogwaardige tewerkstelling gedurende minstens 15 jaar. Wellicht langer». De interface tussen schip en wal, het kraanwerk, zorgt voor enige havenarbeid maar dat is eerder beperkt.

De haven hoopt dat uitbaters van de windmolenparken zich lokaal vestigen. Turbineleveranciers die jarenlange garanties bieden en onderhoud verrichten maar ook allerlei gespecialiseerde toeleveranciers: hoog- en laagspanning, controleurs van schade en corrosie op de structuren, de wieken… «Na de garantieperiode komen nog andere bedrijven in aanmerking voor onderhoudsactiviteiten».

Op het einde van de rit is er de decommissioning, het buiten werking stellen en het opruimen van de structuren. «Daar zullen we dan even zoet mee zijn maar voor de voorzienbare toekomst houden we er geen rekening mee». Net als met de kerncentrales nu, kan die termijn evolueren, verwacht Gerard. Hoe langer je de turbines in bedrijf kunt houden, des te goedkoper wordt de energie die je ermee oogst. Vandaag wordt dus enkel aan de uitbreiding van de parken gedacht.

Opleidingen
«Willen we een volwaardige servicehaven uitbouwen, dan zijn er niet alleen bedrijven en accommodatie nodig maar ook de juiste mensen», stelt Gerard. Het initiatief besteedt veel aandacht aan technische opleidingen in diverse vormen. Zo zijn er vandaag al gerichte opleidingsprogramma’s in de technische scholen.

Aan de VIVES hogeschool is er een opleidingsmodule ‘offshore wind’. Er worden ook tijdelijke cursussen georganiseerd. Aan de UGent telde de Blue Growth zomerschool - een post-Masteropleiding voor ingenieurs - 23 studenten uit 6 landen. De provincie West-Vlaanderen (POM) probeert met de Blue Academy de technische scholen te coördineren. En dan is er ook de Technische Universitaire Alliantie West-Vlaanderen (TUA West).

Veiligheidsaspect
Naast het pure technische gebeuren is er ook het veiligheidsaspect. «Niemand mag op zee, aan een cabine of op een toren werken, zonder de nodige certificaten», stelt Gerard die in het Scandinavische FALCK Safety Services een opleidingspartner vond. Falck startte twee jaar geleden in Oostende zijn nieuwste en grootste trainingscentrum in een joint venture-formule met de haven. «Wij voorzagen in de bouw die zij in concessie namen en inrichtten». Dagelijks worden er een 50 à 60 cursisten getraind.

Onderzoek en ontwikkeling
De haven legt ook de basis voor een belangrijk derde luik: onderzoek en ontwikkeling. Via het Greenbridge Incubatiecentrum, waarvan de hoofdaandeelhouders de Universiteit Gent en de POM West-Vlaanderen zijn, wordt ruimte en ondersteuning geboden aan startups en bedrijven die er tijdelijk hun intrek nemen. De focus is ‘blue growth’.

De nieuwste ontwikkelingen zijn het maritiem onderzoekscentrum en de mogelijkheden die geboden worden aan golfslagonderzoek. In Oostende komt er een nieuwe sleeptank en golftank. «De synergie met het Waterbouwkundig Laboratorium in Borgerhout speelt een belangrijke rol. Beide tanks dienen om allerlei structuren op zee te testen: funderingen, jackets, conversiesystemen voor golf- en getijden-energie, drijvende windmolens, drijvende zeewierkweekbanken, mosselboeien,… Men onderschat continu de kracht van de zee».

In Oostende lopen enkele projecten die het winnen van golfslagenergie onderzoeken, zoals het FlanSea- en het Laminaria-project waarbij het systeem de meest efficiënte ‘horizontale golf’ opzoekt. Na tests op schaal zal de technologie op ware grootte in de Orkney-eilanden proeflopen. Gerard spreekt ook over het Duitse NEMOS-project. Die 40 ton zware boei, die via lieren op meerdere punten aan de zeebodem verankerd is, heeft relatief weinig beweging nodig om efficiënt te werken. «In principe moet die in mei op zee waar hij twee jaar op schaal wordt getest».

«De Noordzee is hier een ideale testlocatie», zegt Gerard. «De testzone is makkelijk bereikbaar. Het golfklimaat is gematigd. De servicevoorzieningen zijn dichtbij». De uiteindelijke exploitatie van golfslagenergie moet men echter verder uit de kust zoeken. Alleen in het verste Mermaid-park zijn er in de Belgische zone voorzieningen om ooit golfenergie te winnen.

Monitoring en onderhoud
De controlekamer van het eerste Belgische windpark (C-Power) bevindt zich in Oostende, van waaruit ook de interventies gebeuren. Het lokale EBO bouwde het communicatiesysteem.

De andere parken, die allemaal op Vestas 3,3 MW-machines lopen, worden decentraal beheerd. Maar de maintenance-afdeling huist in Oostende. In het nieuwe OTARY-gebouw, vooraan aan de Oostendse vuurtoren, zullen vier parken gemonitord worden: Rental, Mermaid en North-Western evenals C-Power. Het center wordt in april 2017 in gebruik genomen.

Het Belwind-park wordt onderhouden van op een schip van de rederij Esvagt. De andere windmolenparken maken gebruik van Crew Transfer Vessel om de technici dagelijks naar de turbines te brengen. Is de nood hoog en de prijs verantwoord dan kan een interventie gebeuren met de helikopter en kan een beroep gedaan worden op Northsea Helikopters Vlaanderen, met basis naast de luchthaven van Oostende.

«Op de 6 MW turbines kan je personeel neerlaten niet op de 3,3 MW machines van Vestas. Op de grote machines die er aankomen zal dat voortaan steeds mogelijk zijn».


(foto's: Haven Oostende, LDS)
Luc De Smet, Engineeringnet

Kadertekst
Strijd voor elk bedrijf

«Er is ruimte voor meer windmolenparken en in de haven is er ruimte die geleidelijk aan ingevuld kan worden», zegt Paul Gerard, gedelegeerd bestuurder Haven Oostende. «Komen we ooit ruimte te kort. Zeker en vast… maar ondertussen groeien we.

Bovendien hebben we een cluster van bedrijven waardoor we niet van één enkel bedrijf afhankelijk zijn. Anderzijds mogen we er niet van uitgaan dat het ‘acquired business’ is. Het moet steeds goedkoper. Dat is een continue trend. De concentratie is overal bezig. We moeten strijden voor elk bedrijf».