ENGINEERINGNET.NL - Van de hoger opgeleiden die in 2012 begonnen in een flexibele baan, stroomde 36% in de drie jaar daarna door naar een vast contract. Van de lager opgeleiden was dat 17%.
Van die groep stroomde 26% in de volgende drie jaar uit naar een vaste baan. Het gaat hier om werknemers die geen onderwijs meer volgden. Dat percentage was even groot als dat van de flexwerkers die in 2011 begonnen en in de volgende drie jaar vast werk vonden.
Bij de lichtingen die tussen 2007 en 2011 begonnen als flexwerker daalde dat percentage steeds. Van degenen die in 2007 flexibel gingen werken, vond 35% in de volgende drie jaar een vaste baan.
Van de instromers van 2011 was dat in 2014 nog 26%. Die dalende trend is nu dus gestopt. In de loop van 2014 is het aantal tijdelijke werknemers met uitzicht op vast werk weer gaan toenemen.
Van de werknemers die in 2012 gingen flexwerken, zat bijna 20% in de volgende drie jaar nog in de flexibele schil. Zij hadden een flexbaan of zaten korte tijd zonder werk tussen twee flexbanen.
Zoals gezegd stroomde 26% uit naar een vaste baan, 29% naar een uitkering, 20% naar een situatie zonder werk of uitkering. Daarnaast ging 7% als zelfstandige aan de slag.
Werknemers met een hoog opleidingsniveau stromen het vaakst door naar een vaste baan. Tussen 2012 en 2015 was dat het geval bij 36% van de hoger opgeleiden. Van de middelbaar opgeleiden was dit 25% en van de lager opgeleiden 17%.
Naar sekse bekeken ligt het percentage bij vrouwen hoger, als het gaat om leeftijd stroomt de groep 25- tot 55-jarigen het vaakst door. Jongeren (15-25 jaar) hebben na drie jaar vaker werk noch uitkering, terwijl 55-plussers vaker uitstromen naar een (pensioen)uitkering.
Verder gaan werknemers met een Nederlandse achtergrond vaker naar een vaste baan dan werknemers met een migratieachtergrond. Daarbij speelt mee dat jonge vrouwen (tot 45 jaar) en werknemers met een Nederlandse achtergrond vaker hoger zijn opgeleid.
(bron en infographics: CBS)