ENGINEERINGNET.BE -- Op 14 oktober 2011 maakte ArcelorMittal de sluiting bekend van twee 'warme' lijnen (hoogovens) in Luik. Toen al verwees de staalreus in zijn verantwoording naar de overcapaciteit in Noord-Europa. De sluiting kostte in totaal 800 mensen hun baan.
Het staalbedrijf stelde toen voor te focussen op de zogenaamde 'downstream'-activiteiten en terug te vallen op 5 vaste en 7 flexibele lijnen. Deze flexibele lijnen zouden qua productievolumes schommelen tussen 0 en 100%, afhankelijk van de vraag. De vakbonden verwierpen het voorstel.
'Helaas', stelt ArcelorMittal in een officieel persbericht, 'is de situatie sindsdien nog verslechterd. De vraag naar staal in Europa in sinds eind 2011 met nogmaals 8 à 9% gedaald, en bevindt zich nu 29% onder het niveau van voor de crisis."
"In de automotive hebben een aantal grote afnemers belangrijke herstructureringen aangekondigd. Het gevolg hiervan is dat er thans zelfs voor deze flexibele lijnen onvoldoende vraag is en we zien op halflange termijn geen verbetering'.
Ondanks de sluiting van de hoogovens, boekte ook de fabriek in Luik over de eerste 9 maanden van 2012 een verlies (EBIT) van meer dan 200 miljoen euro. 'Dat is onhoudbaar', aldus ArcelorMittal.
De staalreus wil daarom 6 flexibele lijnen sluiten: de continugieterij in Chertal, een van de twee koude lijnen in Tilleur, de galvanisatielijnen 4 en 5 in Flémalle en de elektrogalvanisatielijnen HP3 en 4 in Marchin. De organische coatinglijn 2 in Ramet op zijn beurt zou nog enkel als backup voor de Combiline-producten gebruikt worden.
Daarnaast moet ook de cokesfabriek de deuren sluiten 'wegens niet langer leefbaar door een overaanbod op de Europese markt'.
Lijnen die wel openblijven zijn de vijf vaste lijnen. Die stellen alles samen zowat 800 personen te werk. Volgens de bedrijfsleiding zijn deze productielijnen van strategische waarde 'omwille van hun hoge graad van specialisatie en technologische innovatie'.