“De schoonheid, de kracht en de wijsheid van wetenschap”

De Academische openingsrede van Caroline Pauwels, de rector van de VUB, zoals zij die gaf op 25 september 2018. (met uitgebreide quotes)

Trefwoorden: #Caroline Pauwels, #openingsrede, #rector, #VUB

Lees verder

Columns

ENGINEERINGNET.BE - De Amerikaanse astrofysicus Carl Sagan zei het intens mooi: ‘It has been said that astronomy is a humbling and character-building experience. There is perhaps no better demonstration of the folly of human conceits than this distant image of our tiny world. To me, it underscores our responsibility to deal more kindly with one another, and to preserve and cherish the pale blue dot, the only home we've ever known.’

Deze aarde is inderdaad de enige thuis die we hebben in dit universum. Onze enige buren zijn de andere mensen, de dieren en de planten waarmee we de aarde delen. Als we het hier verknoeien, is er geen alternatief. Dan gaan we op in de duisternis die onze pale blue dot omringt. Geen mirakel en geen superheld om ons te redden. Het enige dat we hebben om de duisternis af te wenden, het enige… is de wetenschap. Wetenschap is, zoals de ondertitel van één van de boeken van Carl Sagan luidt, “the candle in the dark”.

Maar net nu we ze meer dan ooit nodig hebben, staat de wetenschap onder druk. Er is de druk van populistische leiders die wetenschappelijke inzichten die hen niet goed uitkomen, afdoen als fake. De druk van religieuze leiders die zeggen dat er geen nieuwe kennis nodig is. Want alles wat we moeten weten staat in de heilige boeken.

Er zijn de economische machten en marktlogica’s. Die willen alleen onderzoek dat nuttig is, wetenschap die winst oplevert. Er zijn de media en vooral de sociale media. Ze doen de grenzen vervagen tussen waar en onwaar, tussen feit en verzinsel, tussen wetenschap en oplichterij. En ja, er is de wetenschapper zelf, die als een homo deus uitzonderlijke krachten in beweging brengt. Maar die zich niet altijd bewust is van de maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheid die daarmee gepaard gaat.

Maar we hebben hoe dan ook de wetenschap nodig, vandaag meer dan ooit. Daarom, dames en heren, wil ik hier vandaag een lans breken voor de wetenschap. De schoonheid, de kracht en de wijsheid van de wetenschap. Daar wil ik het graag met u over hebben. Verwondering, observatie, verbeelding. Ook voor wetenschappers zijn die drie essentieel.

In 1472 kreeg Leonardo Da Vinci van Ludovico Sforza, de heerser van Milaan, de opdracht om een monument te ontwerpen ter ere van de militaire successen van zijn vader, Francesco Sforza. Leonardo beloofde een ruiterstandbeeld met een steigerend paard.

Da Vinci bereidde zich heel grondig voor. Door eerst en vooral lang en heel precies te observeren hoe paarden lopen, hoe ze bewegen, hoe ze hun hoofd houden, hoe ze de spieren spannen, hoe de aders zichtbaar worden.

Maar om dat te kunnen moest ie zich ook verdiepen in de anatomie van paarden. En van het een kwam het ander. Leonardo begon zich af te vragen hoe de mens in elkaar zit en dus begon hij meteen ook menselijke lichamen te ontleden.

En de vragen bleven komen. Want toen vroeg hij zich af hoe bloed in een lichaam circuleert. En daarvoor moest hij zich dan weer verdiepen in de beweging van vloeistoffen, moest hij doorgronden hoe water kolkt en stroomt. En terwijl hij daarmee bezig was, bedacht hij ineens hoe we watermolens zouden kunnen gebruiken om moerassen droog te leggen. En, als je dan toch aan de tekentafel zit, hoe een onderzeeboot zich door het water zou kunnen voortbewegen.

En zo verliepen zeven jaar. Het ruiterstandbeeld? Dat kwam er nooit. Maar ook vandaag blijven we onder de indruk van de notaboeken van Leonardo, waarin we het verslag vinden van al dat onderzoek, van al die experimenten, van al dat pas verworven inzicht.

Isaacsons prachtige boek Leonardo wijst ons op de schoonheid van de verwondering en van de observatie. De schoonheid van de onophoudelijke zoektocht, van je verliezen in de flow van het onderzoek, en van daardoor soms heel andere dingen te vinden dan waar je oorspronkelijk dacht naar te zoeken.

Serendipity noemt men dat vandaag, en serendipiteit, zo geven vele wetenschappers toe, ligt aan de basis van vele belangrijke ontdekkingen: vinden wat je niet wist dat je zocht. De schoonheid ook van de onbevangenheid. De schoonheid van de vragen van het kind, van je voor alles te interesseren en te willen weten hoe de dingen werken. Alle dingen.

De schoonheid van het bewijs. De schoonheid van het doorgronden en begrijpelijk maken van de complexiteit. De schoonheid, ten slotte, van de verbeelding. Van de durf om, zoals de filosofe Hannah Arendt schreef, “te denken zonder reling”. Daarmee bedoelt ze: durven denken en onderzoeken, wars van wat traditie of gezag je influisteren. Durven denken en onderzoeken wat nog niemand eerder deed.

We moeten de wetenschap koesteren en vrijwaren als een vrijplaats, een plek waar mensen onbevangen en verwonderd mogen zijn. Die vrijplaats staat onder druk, wanneer we wetenschappers bijna verplichten om bij onderzoeksaanvragen op voorhand in te vullen wat ze zullen vinden, wanneer en wat het economisch nut ervan zal zijn. Terwijl zuivere, onbevangen wetenschap de basis is van alle wetenschap. Als we die vrijplaats ondergraven, wankelt het huis van de wetenschap.

Van de schoonheid van de wetenschap naar de kracht van de wetenschap. En daarvoor is mijn leidraad een tweede boek, namelijk Factfulness van Hans Rosling. Rosling stelde op een bepaald moment vast dat zoveel hoopgevende data over de evolutie van de volksgezondheid wereldwijd, dat al die data, cijfers en grafieken geen impact leken te hebben. En waarom was dat? Omdat te veel cijfers mensen afschrikken en omdat ze niet aantrekkelijk waren weergegeven.

Met zijn zoon en schoondochter was hij de drijvende kracht achter, en zelf het gezicht van, “The Gapfinder”, dat is een website die data over de toestand van de wereld op een uitzonderlijk didactische, heldere en aantrekkelijke wijze toegankelijk maakt.

Maar Rosling was meer dan dat: hij was vooral een ontkrachter van gangbare mythes. En een pleitbezorger van een levenshouding van possibilisme, van de overtuiging dat we de wereld door kennis en wetenschap beter kunnen maken, en dat we ook al heel wat in die zin hebben verwezenlijkt. Possibilisme.

Er vallen immers veel succesverhalen te vertellen over de wereld van vandaag. In 1966 leefde de helft van de wereldbevolking in extreme armoede. Vandaag is dat nog 9 procent of minder dan een op tien mensen. Nog altijd te veel, maar tegelijk een spectaculaire daling.

In de jongste 20 jaar zijn bijna alle kinderen ter wereld gevaccineerd tegen de belangrijkste ziekten. Vandaag maken zes op de tien meisjes in de lage-inkomstlanden hun lager onderwijs af. Allemaal positieve evoluties. Dat probleemoplossend vermogen geeft moed en vertrouwen. Vanzelf zullen de dingen niet beter worden, maar we kunnen ze wel beter maken.

De wereld gaat niet reddeloos ten onder, mensen kunnen leren van hun fouten en dat geeft hoop. Dat is de kracht van wetenschap. De kracht van data, de kracht van feiten, van het ontrafelen van mythes, van het ontkrachten van vooroordelen, van het weerleggen van de gevestigde maar ongefundeerde meningen.

En zo kom ik bij mijn derde pijler, de wijsheid van wetenschap. De Israëlische historicus Yuval Noah Harari stelt dat de mens een homo deus is geworden: een god gelijk. Zijn boek Homo Deus, de opvolger van Sapiens, is het derde en laatste werk waaruit ik hier inspiratie put.

We hebben technologieën in het leven geroepen, die ons in staat stellen dingen te doen die onze lichamelijke en intellectuele vermogens quasi oneindig vergroten. Met artificiële intelligentie zijn we tot steeds meer effectieve en efficiënte beslissingen en leerprocessen in staat. Maar is alles wat artificiële intelligentie mogelijk maakt, vanuit maatschappelijk en humanistisch oogpunt ook wenselijk?

Onze manier van denken, onze levensbeschouwingen, morele stelsels en ideologieën, ze zijn niet voldoende mee geëvolueerd met de kracht en de acceleratie van de wetenschap. Hoe gaan we met die veranderingen om?

Dus: wetenschap is niet alleen kracht en schoonheid. In wetenschap zit ook de wijsheid om met dat alles om te gaan. De wijsheid om je bewust te zijn van je kracht, van wat je kunt en niet kunt, van wat de gevolgen van je handelingen zijn, van wat wenselijk is en wat niet.

Wijsheid houdt soms matiging in en zin voor proportionaliteit en nuance. De wijsheid om het hoofd koel te houden en zorgvuldig te observeren en analyseren, ook wanneer anderen heel luid hun grote gelijk uitschreeuwen.

De wijsheid om niets voetstoots aan te nemen, om je niet te laten leiden door gezag of positie, om alles en iedereen –en zeker en vooral ook jezelf - regelmatig in vraag te stellen. De wijsheid om feiten en de kracht van argumenten oneindig veel belangrijker te vinden dan namen, graden, hoedanigheden, titels of financiers.

De wijsheid vooral ook om altijd weer te beseffen waarom je het eigenlijk doet: om de samenleving en de wereld een beetje beter te maken. En ja, ook mooier te maken. En die wijsheid moeten we goed bewaken in een omgeving waar de financiering in volle evolutie is. We hebben een manier van alloceren, van verdelen van middelen bedacht, waarbij output- en performantie-indicatoren een doorslaggevende rol hebben gekregen. Dat systeem heeft goede kanten. We zijn ons nu meer bewust van het belang van productiviteit.

Maar het heeft ons ook kwetsbaar gemaakt. We moeten ons zorgen maken als de vraag over de wenselijkheid of het moreel gehalte van bepaalde onderzoeksprojecten of samenwerkingen, meteen een tegenvraag uitlokt. Namelijk: “Weet je wel hoeveel geld dit binnenbrengt?”.

We moeten de volgende jaren dus meer aandacht besteden aan de ethiek van wetenschapsbeoefening. Praktische aspecten – zoals de problematiek van dual use, van proefdieren, van het Nagoyaprotocol – maar vooral ook fundamentele kwesties. Welk soort onderzoek doet er vandaag werkelijk toe? En dan heb ik het over de zeventien Global Goals for Sustainable Development die de Verenigde Naties in 2015 formuleerden.

Ik ben er van overtuigd dat we hier, door een interdisciplinaire krachtenbundeling, zowel in onderwijs als in onderzoek, een belangrijke bijdrage kunnen leveren. En daarbij mogen we nooit vergeten dat we geen universiteit kunnen zijn of willen zijn als een andere. Ons onderwijs, ons onderzoek en onze maatschappelijke dienstverlening gaan uit van een radicaal humanisme. Vrijheid, gelijkheid en verbondenheid met de samenleving zijn de bouwstenen van ons universitaire project. Dat betekent dat we ook altijd zo wijs moeten zijn, om ons af te vragen waarom we doen wat we doen en of wat we doen wel in overeenstemming is met de waarden die we zo belangrijk vinden. Als we die waarden ondergraven, wankelt het huis van de wetenschap.

Carl Sagan draagt ons op om ons bewust te zijn van de nietigheid en kwetsbaarheid van onze planeet en er goed zorg voor te dragen. Mijn favoriete filosofe Hannah Arendt drukt dat uit met de gedachte van de “amor mundi”, de liefde voor de wereld. Amor mundi is de liefde en de zorg voor alles wat klein en kwetsbaar is, want zoals The Pale Blue Dot ons leert: ook wij mensen zijn, ondanks onze wonderlijke verwezenlijkingen, als het erop aankomt klein en kwetsbaar. Nietsbetekenend in dit uitdijend universum.


(bron en foto: VUB) (bewerking: LDS)