Nieuwe stap in strijd tegen ziekte Charcot-Marie-Tooth

Wetenschappers onder leiding van Prof. Ludo Van Den Bosch (VIB-KU Leuven) hebben ontdekt dat een verstoord lipidenmetabolisme in Schwanncellen, de beschermende cellen rond zenuwen, een cruciale rol speelt bij de ziekte Charcot-Marie-Tooth (CMT).

Trefwoorden: #cellen, #Charcot, #erfelijk, #gen, #VIB, #zenuw, #ziekte

Lees verder

research

( Foto: VIB - Dr. Tim Vangansewinkel )

ENGINEERINGNET.BE - De ziekte van Charcot-Marie-Tooth (CMT) omvat een groep van erfelijke aandoeningen die de perifere zenuwen aantasten, wat leidt tot spierzwakte en gevoelsverlies in de ledematen.

CMT1A is de meest voorkomende vorm van CMT en wordt veroorzaakt door een duplicatie van het PMP22-gen. Dit gen codeert voor een ​eiwit dat wordt geproduceerd door Schwanncellen en essentieel is voor de vorming van de myelineschede, de isolerende bekleding van zenuwen.

De duplicatie van het gen verstoort de werking van het PMP22-eiwit, wat leidt tot problemen met de myelineschede. Onderzoekers van het VIB-KU Leuven Centrum voor Hersenonderzoek, onder leiding van professor Ludo Van Den Bosch, hebben nu de precieze werking van deze genetische fout ontrafeld.

Met behulp van geïnduceerde pluripotente stamcellen (iPSCs) gedifferentieerd tot menselijke Schwanncellen en geavanceerde beeldvormingstechnieken en moleculaire analyses, ontdekten de onderzoekers dat de duplicatie van PMP22 leidt tot een verstoring in lipiden in het plasmamembraan van Schwanncellen.

Bovendien ontdekten de onderzoekers dat de schadelijke effecten van de PMP22-duplicatie ook omgekeerd kan worden. Door het lipidenmetabolisme te beïnvloeden en de organisatie van het plasmamembraan te herstellen, kunnen nieuwe therapeutische strategieën worden ontwikkeld om de symptomen van CMT1A te verlichten en de levenskwaliteit van getroffen personen te verbeteren.

Op de afbeelding boven: een reusachtig plasmamembraanblaasje, onderdeel van de analyse om de samenstelling van lipiden in de membranen van Schwanncellen van patiënten te detecteren.

De studie, die onder andere gefinancierd werd door kaderde in een interuniversitair iBOF project van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en werd mede gefinancierd door de Prijs Generet voor Zeldzame Ziekten (Koning Boudewijnstichting). Ze werd onlangs gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Brain.