ENGINEERINGNET.BE - Ziekenhuizen zijn verantwoordelijk voor 8% van het Europese kunststofafval.
Veel van dit materiaal is schoon en technisch geschikt voor hergebruik, maar belandt toch in de verbrandingsoven.
Twee pilots bewezen dat het anders kan: het Nederlandse Zuyderland Medisch Centrum ontwikkelde een systeem om schoon plastic afval op de OK te scheiden, terwijl SABIC en het Jessa Ziekenhuis in Hasselt het plastic verwerkten tot nieuw kunststof van identieke kwaliteit.
Een circulaire oplossing die lokaal werkt, en nu op Europese schaal wordt uitgerold.
Onder leiding van Universiteit Maastricht en met steun van Interreg Meuse-Rhine ging het nieuwe EU-project CIRHECA onlangs van start.
Het consortium bestaat verder uit het Zuyderland Medisch Centrum, Jessa Ziekenhuis, SABIC, UniKlinikum Aken, CHU Luik en logistieke afval partners L’Ortye, Gielen en Horsch.
Samen verwerken zij jaarlijks 4200 ton ziekenhuisplastic. Maar de ambitie reikt verder: CIRHECA wil uitmonden in een schaalbare blauwdruk voor internationale recycling van medisch afval. Een model dat toepasbaar is in ziekenhuizen wereldwijd.
In de praktijk scheiden verpleegkundigen het afval, waarna het wordt verwerkt en door gespecialiseerde transporteurs naar de recyclingfabriek op Chemelot gaat.
Daar wordt het omgezet in een olieachtige substantie die SABIC gebruikt voor de productie van hoogwaardige kunststoffen, geschikt voor medische toepassingen.
Cruciaal hierin is de aandacht voor wet- en regelgeving, vooral bij grensoverschrijdend transport van medisch afval, een uitdaging die CIRHECA actief aanpakt.
Bart van Grinsven, hoofdonderzoeker namens de Universiteit Maastricht: “Het bijzondere aan CIRHECA is dat we artsen, technici, transporteurs en wetenschappers samenbrengen.
We bouwen aan vertrouwen, kennis en een duurzame toekomst. Dit project laat zien dat circulaire zorg geen toekomstvisie is, maar een realiteit in wording, met potentieel voor ziekenhuizen wereldwijd.”
CIRHECA wordt ondersteund door de EU en het Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE) programma met een bijdrage van ruim 1,5 miljoen euro. Het project heeft ook een bijdrage ontvangen van het Ministerium für Wirtschaft, Innovation, Digitalisierung und Energie des Landes Nordrhein-Westfalen (DE), Région Wallonne (BE), het Ministerie van Economische Zaken (NL) en de Provincie Limburg (NL).