Blijven zitten verkleint kans op behalen diploma

Dubbelaars in het middelbaar hebben, in vergelijking met een student die niet dubbelde, 12 à 13 procentpunt minder kans om het secundair onderwijs te verlaten met een diploma op zak.

Trefwoorden: #diploma, #jaar overdoen, #onderzoek, #opleiding, #studeren, #UGent

Lees verder

Opleiding

( Foto: Pixabay )

ENGINEERINGNET.BE - Weinig onderwijsthema’s waarover de meningen zo verdeeld zijn als het nut en onnut van blijven zitten. Wat voor de één een uitgestoken hand is om kennis en kunde bij te benen, is voor de ander een garantie op een neerwaartse spiraal.

Tijdens een onderzoek aan de UGent werd dit wetenschappelijk nagegaan. Via geavanceerde statistische technieken modelleerden de onderzoekers de schoolcarrières van 3.933 Vlamingen.

Op die manier kon het precieze effect van blijven zitten tijdens het tweede en derde middelbaar op verdere studieresultaten worden gemeten. De resultaten lezen als een slecht rapport voor het systeem van blijven zitten.

Blijven zitten heeft dus een negatief effect op de kans om een diploma secundair onderwijs te behalen. Maar studeren jongeren die het diploma uiteindelijk toch behalen, dan vaker af binnen een studierichting die in ons ons ‘watervalsysteem’ hoger gewaardeerd wordt, dan zonder blijven zitten het geval geweest zou zijn?

Professor Stijn Baert: “Wie dient over te zitten in het tweede (of derde) middelbaar heeft 13,6 (9,6) procentpunt minder kans om een ASO-opleiding te volgen tijdens haar/zijn laatste jaar van de leerplicht en 14,2 (8,1) procentpunt meer kans om in een BSO-opleiding te zitten, in vergelijking met gelijkaardige scholieren die niet hoefden te dubbelen.”

Ook op korte termijn is er geen positief effect. Wie overzit tijdens het tweede of derde middelbaar ondervindt daar geen voordeel van tijdens het daaropvolgende studiejaar.

Theoretisch kan het met het effect van blijven zitten op verdere studieresultaten tijdens het secundair onderwijs alle kanten uit. Believers verwijzen naar economische, sociologische en onderwijskundige theorieën die aangeven dat blijven zitten aan scholieren de kans geeft om achterstand in te halen, zowel in termen van kennis als van maturiteit.

Anderzijds kunnen, zoals uit de onderzoeksresultaten blijkt, voornoemde positieve effecten teniet gedaan worden door de negatieve aspecten van blijven zitten voor individuele scholieren.

Blijven zitten heeft mogelijk kwalijke gevolgen voor het zelfvertrouwen van jongeren. Bovendien kunnen zittenblijvers psychologische problemen ervaren wanneer ze, ten gevolge van het blijven zitten, gescheiden worden van hun klasgenoten.

Stellen dat blijven zitten niet werkt, is niet voldoende. Een gepast systeem uitwerken dat wel op een succesvolle manier remedieert, is een essentiële volgende stap.

Professor Bart Cockx: “Onderwijskundigen hebben op dat vlak reeds veel kennis vergaard en een nieuw systeem ent zich dan ook best op deze inzichten. Maar uiteindelijk dienen alternatieven op het terrein worden getoetst.

In dat opzicht zijn wij grote voorstander om alternatieve vormen van remediëring eerst zorgvuldig op experimentele schaal te implementeren én op hun effectiviteit te onderzoeken. Dit is enkel zinvol indien academici van bij de opzet van zulke experimenten worden betrokken, zodat er op een wetenschappelijk gefundeerde manier lessen kunnen worden getrokken.”

De betrokken professoren zijn er geen voorstander van om het systeem van blijven zitten gewoon te vervangen door één waarbij leerlingen automatisch mogen overgaan naar het volgende studiejaar.

De dreiging van blijven zitten bij ondermaatse schoolprestaties kan immers een stimulans zijn om hard te werken, zowel voor wie uiteindelijk overzit als voor wie dat niet hoeft te doen. Iedereen zomaar laten overgaan is dus niet de oplossing, omdat deze stimulans dan mee zou verdwijnen.

Voor het onderzoek analyseerden de UGent-professoren Stijn Baert en Bart Cockx, samen met hun collega van de universiteit van Ancona, Matteo Picchio, de schooltrajecten van 3933 Vlamingen, geboren in 1978 en 1980, die middelbaar onderwijs genoten in Vlaanderen. Deze individuen werden bevraagd op de leeftijd van 23 en/of 26 en/of 29 jaar.

Om het effect van blijven zitten zuiver te kunnen meten, dienen in principe voor elke zittenblijver de schooluitkomsten vergeleken te worden met deze die gerealiseerd zouden zijn indien de leerling het schooljaar niet had overgedaan.

Deze uitkomsten zijn per definitie niet waarneembaar. In het algemeen proberen wetenschappers dit probleem op te lossen door de uitkomsten van de zittenblijvers te vergelijken met deze van een ‘controlegroep’ die wel naar het volgende schooljaar overging.

Dit leidt echter tot het klassieke ‘selectieprobleem’. De vergelijking meet immers enkel het ‘zuiver’ effect van blijven zitten, indien de twee groepen (zittenblijvers en controlegroep) echt vergelijkbaar zijn.

Het is niet zo moeilijk om rekening te houden met waarneembare verschillen, zoals sociaal-economische achtergrondkenmerken en voorgaande studiekeuzes. Maar dit volstaat niet, want ook niet-waarneembare factoren vertroebelen de vergelijking.

Zittenblijvers zijn immers vaak minder intelligent en gemotiveerd dan leerlingen die wel naar een volgende schooljaar overgaan.

Naast het voornoemde klassieke selectieprobleem wordt de analyse van het effect van blijven zitten ook bemoeilijkt door een ‘dynamisch selectieprobleem’. Dit laatste wordt veroorzaakt doordat enkel de meest intelligente en gemotiveerde jongeren school blijven lopen: de anderen vallen voortijdig uit.

Het uitgevoerde onderzoek corrigeert via vernieuwende statistische technieken voor beide selectieproblemen.


(bron: Universiteit Gent)