'Slimme' energiemeters geven tot 582% te hoog verbruik aan

Een onderzoek van de Universiteit Twente (UT) in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam (HvA) toont aan dat elektronische energiemeters bijna een zes keer te hoog verbruik aangeven.

Trefwoorden: #elektriciteit, #elektronische energiemeter, #energieleverancier, #fouten, #onderzoek, #slimme energiemeter, #testen, #verbruik

Lees verder

research

ENGINEERINGNET.NL - UT-hoogleraar Frank Leferink schat dat in de meterkasten van zeker 750.000 Nederlandse huishoudens een meter is geïnstalleerd die potentieel foute meterstanden kan weergeven.

In Nederland worden steeds meer klassieke kilowattuurmeters (kWh) vervangen door elektronische varianten (ook wel statische energiemeters genoemd). Een bekende variant hiervan is de ‘slimme meter’. De overheid wil dat in 2020 in elk huishouden zo’n slimme meter is geïnstalleerd.

Er doen al langer veel verhalen de ronde dat elektronische energiemeters in de praktijk te hoge waardes aangeven. Dit was reden voor Leferink om te onderzoeken of elektronische meters inderdaad foutieve meterstanden kunnen aangeven.

In het onderzoek testte hij, samen met Cees Keyer en Anton Melentjev van de HvA, negen verschillende elektronische meters. Het gaat om meters die tussen 2004 en 2014 zijn geproduceerd.

De meters werden via een schakelbord aangesloten op verschillende energiegebruikers zoals spaarlampen, kachels, ledlampen en dimmers. De onderzoekers vergeleken vervolgens het daadwerkelijke verbruik van het systeem met de waardes op de elektronische energiemeter.

Vijf van de negen meters gaven in de (reproduceerbare) experimenten een veel hogere waarde aan dan het daadwerkelijke stroomverbruik: tot wel 582% hoger in bepaalde opstellingen. Bij twee meters was de waarde juist zo’n 30% lager.

De grootste afwijkingen traden op als er dimmers in combinatie met spaar- en led lampen waren aangesloten. Keyer, docent Elektrotechniek bij de HvA en promovendus aan de UT: “Het gaat om testen in het lab, maar we hebben nadrukkelijk geen uitzonderlijke condities gekozen. Bijvoorbeeld een dimmer met 50 lampen, terwijl een gemiddeld huishouden 47 lampen heeft.”

Verklaring voor de afwijkende standen is het ontwerp van de energiemeter in combinatie met een toenemend gebruik van moderne (vaak energiezuinige) schakelende apparaten.

Hierbij volgt de opgenomen stroom niet meer een perfecte golfbeweging, maar krijgt hij een grilliger patroon. De ontwerpers van de moderne energiemeters hebben onvoldoende rekening gehouden met deze schakelende apparaten.

De onderzoekers hebben de energiemeters gedemonteerd en constateerden dat de geteste energiemeters waarin een zogenoemde ‘Rogowski-spoel’ was verwerkt een te hoge uitslag gaven, terwijl energiemeters met een ‘Hall-sensor’ juist een te lage uitslag gaven.

Leferink: “De energiemeters die we onderzochten voldoen aan alle wettelijke eisen en zijn gecertificeerd. In de eisen wordt echter onvoldoende rekening gehouden met die moderne schakelende apparaten.”

Consumenten die hun energiemeter niet vertrouwen kunnen de meter laten testen door een ‘Erkende keurder’. Ze zijn zelf verantwoordelijk voor de kosten als de meter wel goed blijkt te werken.

De gestandaardiseerde test houdt echter geen rekening met ‘vervuilende’ gebruikers en is daarmee volgens de onderzoekers niet geschikt om foutieve meterstanden aan te tonen.

Leferink en Keyer raden consumenten die twijfelen over hun meterstanden aan om contact op te nemen met hun energieleverancier, die daarop de klacht zal doorspelen naar de netbeheerder.


(bron en foto: Universiteit Twente)

Het onderzoek is onder de titel ‘Static Energy Meter Errors Caused by Conducted Electromagnetic Interference’ gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift ‘IEEE Electromagnetic Compatibility Magazine’.

Het Van Swinden Laboratorium, ons Nationaal metrologisch instituut, dat een contraexpertise heeft uitgevoerd, bevestigt de resultaten.

Het onderzoek is uitgevoerd door prof. dr. Frank Leferink (hoogleraar Electromagnetic Compatibility aan de UT), Cees Keyer (docent bij de HvA en promovendus aan de UT) en Anton Melentjev (tijdens het onderzoek student aan de HvA).