ENGINEERING.BE - “We willen zowel in het nucleaire gebeuren als bij industriële klanten diensten van A tot Z bieden”, zei Philippe Deneve, division manager Maintenance, Service & Panels die bij ENGIE Fabricom het industrieel onderhoud voor industriële klanten in Vlaanderen leidt.
In het 1.800 m2 grote nieuwe atelier aan de Scheldelaan in Lillo, een investering van 4 miljoen euro, werken er zes mensen. Op termijn -tussen de vijf en acht jaar- mikt het elektromotorenatelier op 20 medewerkers en een omzet van 5 à 6 miljoen euro. “We zullen sneller gaan dan verwacht”, aldus Deneve.
Twee jaar geleden besliste ENGIE Fabricom de revisie en het onderhoud van elektromotoren in het aanbod op te nemen naast de bestaande activiteiten in mechanisch roterende apparaten, afsluiters, ventielen, meet & regeltechniek en verspaning. De directe aanleiding: ENGIE Electrabel -m.a.w. de kerncentrales van Doel en Tihange- zocht een partner voor het reviseren van zijn motoren in de kerncentrales.
Vandaag worden ‘nucleaire motoren’ verzorgd, hetzij door de constructeurs, hetzij door contractanten. Het betreft toestellen zowel uit het nucleaire als het technische deel van een kerncentrale. Hoofdzakelijk drijven ze pompen of compressoren aan. Die motoren in revisie nemen, komt wel met een stevige leercurve. Het nieuwe atelier moet immers op termijn gecertificeerd worden voor het servicen van nucleaire motoren.
“Het certificeren is een proces van anderhalf jaar”, verwacht Deneve. Het bedrijf beschikt over ISO 9001, ISO 14001, VCAP(etroleum) en ad hoc certificaties voor specifieke projecten. “Voor GE zijn we bijvoorbeeld erkend als authorized service center voor roterende machines in oil & gas.”
Pas na de certificatie kan voor nucleair voorbij de grenzen gekeken worden. “We zoeken een evenwicht tussen nucleair en industrie.” Lillo is de enige vestiging van de groep die zich over elektromotoren buigt. Het kan dan ook elektromotoren verzorgen buiten de grenzen. “De eerste opportuniteiten voor buitenlandse klanten zullen voor de industrie zijn”, stelt Deneve.
ENGIE heeft ook in de Oostendse ‘offshore haven’ een vestiging waar het voor constructeurs als Siemens, Vestas,… opdrachten heeft lopen. “Onshore zijn we vandaag niet werkzaam in België.” Wel doen er filialen van de groep in Frankrijk onshore werk.
De spiksplinternieuwe werkplaats is gebouwd op het nucleaire gebeuren. De vier rolbruggen van elk 12,5 ton -twee per beuk- zijn trillingsarm. “Daarmee kunnen we de totale vloot van nucleaire motoren afdekken.” Wat groter of zwaarder is, kan eventueel met een kraan door het opengegooide dak.
De nieuwe testinstallatie voor HS-motoren haalt 6,6 KV en LS-motoren tot 8 MW. Hij doet de motor geleidelijk oplopen van nul tot de nominale spanning, onbelast, om er dan metingen op uit te voeren. Wat de installatie uniek maakt is dat hij niet met frequentieomvormers werkt maar met staptransformatoren die het risico op zwerfstromen en lagerschade (pitting) voorkomen.
In het atelier staan voorts ook een grote droogoven en een uitbakoven. De eerste om een motor te drogen vooraleer er metingen op uit te voeren. De tweede, die wel 450°C haalt, brandt kunststoffen en harsen weg. Voorts staat er een impregnatietank van drie meter diameter en vier meter diep.
Na revisie kan de stator van de motor in het nucleair gecertificeerde, ééncomponenten epoxyhars gedompeld worden zodat het bij quasi vacuum in de windingen kan doordringen om die te isoleren. Daarna hardt het hars uit in de droogoven.
“Het innovatieve hars is gebruiksvriendelijk en minder schadelijk voor het milieu.” Het bevat geen solventen en vergt geen ATEX-installatie. Het ‘superdure’, nuclear grade hars kan -mits het regelmatig wordt opgeroerd- ook bewaard worden bij kamertemperatuur. Andere harsen stollen.
