• 29/01/2013

Overheid brengt ingenieursbureaus in financiële problemen – column

Ingenieursbureaus moeten tot een jaar wachten voor de overheid haar facturen betaalt. Die enorme achterstand hangt hen als een zwaard van Damocles boven het hoofd. Door Bernard Gilliot, ORI.

Trefwoorden: #gilliot, #ingenieur, #ori

Lees verder

Columns

ENGINEERINGNET.BE -- De federale, regionale en lokale overheden zijn trage betalers en dat hebben de Belgische advies- en ingenieursbureaus geweten. Ingenieurs- en studiebureaus in België moeten gemiddeld tot 200 dagen en in extreme gevallen tot een jaar wachten vooraleer de overheid haar facturen effectief betaalt. Deze enorme betalingsachterstand hangt als een zwaard van Damocles boven het hoofd van vele ingenieurs- advies en studiebureaus.

Utschieters van 2 tot 3 jaar zijn hierbij geen uitzondering. Vanzelfsprekend heeft dit een grote impact op de ‘kasstroom’ van de ingenieursbureaus en bijgevolg ook op hun beleid: het verschuldigde geld blijft uit, maar alle vaste kosten zoals personeel, verzekeringen, belastingen, leveranciers en dergelijke meer moeten wel op tijd betaald worden.

Lenen om te overleven
Op lange termijn is deze situatie onhoudbaar en vele bureaus zien zich genoodzaakt financiële reserves aan te spreken of erger zelfs, kredieten af te sluiten met banken om hun dagelijkse werking te kunnen blijven garanderen.

Van investeringen of verdere ontwikkeling is dus totaal geen sprake, laat staan het concurrentievermogen op peil houden. Het groeiende aantal achterstallige betalingen noopt talrijke bedrijven tot strenge besparingen en het ‘rekken’ van hun eigen betalingen.

Door de bedreigde levensvatbaarheid van ingenieursbureaus komen bovendien ook hun leveranciers onder almaar meer druk te staan. De financiële problemen zetten zich namelijk in een dominobeweging door naar de rest van de sector, die gezien het huidige barre economische klimaat het sowieso al hard te verduren krijgt.

Procedure goedkeuring in schemerzone
Het nonchalante betaalgedrag van de overheid schuilt in het feit dat de dienstverlening – soms verspreid over verschillende jaren – meestal meerdere fasen beslaat, waarbij voor iedere fase een aparte betalingsschijf voorzien is.

Elke fase heeft bovendien een uitdrukkelijke goedkeuring nodig vooraleer de volgende van start kan gaan. Pas na die goedkeuring door de betrokken overheid van de desbetreffende fase van de studie, kan een factuur opgemaakt worden.

De termijnen voor goedkeuring zijn niet bepaald en evenmin bij wet vastgelegd, waardoor de tijdspanne varieert van 3 maand tot 1 jaar zonder dat er enige formele afkeuring of gegronde opmerkingen komen.

In de praktijk hangt de termijn dus af van de welwillendheid van de overheden en vertaalt deze onduidelijkheid zich in een uitstel van betaling. Dat daarnaast in eenzelfde overheidsopdracht vaak verschillende bureaus en verschillende instanties betrokken zijn, maakt het overzicht er al helemaal niet eenvoudiger op.

Mislopen van inkomsten
Inzake de vorderingsstaten voor aannemers heeft de wetgever weliswaar een maximum periode van 60 dagen voorzien waarin zowel de goedkeurings-, de facturatie-, als de betalingstermijn vervat zitten. Voor studies bestaat deze alomvattende maximumtermijn echter (nog) niet.

De wet voorziet bij diensten nochtans wel in een verplichting voor overheden, om binnen de 50 dagen een factuur te betalen. Overschrijden ze deze tijdslimiet zijn ze wettelijk verplicht verwijlinteresten te betalen. De schuldeiser hoeft dit zelfs niet eens te bewijzen met een zogenaamde ‘ingebrekestelling’; de procedure start automatisch van rechtswege.

Wederom blijkt de praktijk echter anders dan de theorie: vooral de gemeentelijke besturen laten na om deze bijkomende schulden af te lossen en de wet na te leven. Voor het behoud van een goede klantenrelatie verzuimen de meeste ingenieursbureaus op hun beurt - ten onrechte - dit aan hun klanten te vragen en mislopen ze dus inkomsten, uit vrees dat hen op termijn nieuwe potentiële opdrachten ontzegd zouden worden.

Nood aan politieke moed
Enkel een heldere wettelijk bekrachtigde omschrijving van de maximale goedkeurings- en betalingstermijn, en het daadwerkelijk respecteren van die vastgelegde termijnen, bieden de oplossing in deze heikele kwestie. Het vraagt echter enige politieke moed om dit in een legaal kader te gieten, maar enkel zo kan deze fundamenteel belangrijke sector opnieuw de nodige ademruimte krijgen. Dit zal op lange termijn, niet alleen de professionele ontwikkeling en vooruitgang van de branche ten goede komen, maar ook de Belgische economie in het algemeen zal hiervan de vruchten plukken.


OVER DE AUTEUR
Bernard Gilliot is voorzitter van ORI, de brancheorganisatie van advies- en ingenieursbureaus in België. Ze vertegenwoordigt een zeventigtal bureaus met globaal 7.000 werknemers die jaarlijks projecten ondersteunen en voorbereiden ter waarde van 10 miljard euro aan investeringen. Dit zowel in de publieke als in de private sector, en in een brede waaier van domeinen zoals gebouwen, infrastructuur & transport, milieu, water, ruimtelijke planning en energie.