Best Practices voor inspecties: knepen van het onderhoudsvak

We publiceerden deze Best Practices-bijdrage enkele jaren geleden al. Maar intussen is de situatie er niet eenvoudiger op geworden. Integendeel, de automatisering rukt op.

Trefwoorden: #controle, #inspecties, #julien le bleu, #maintenance, #onderhoud, #smering

Lees verder

maint_art

Download het artikel in

ENGINEERINGNET - Onderhoudstechnieken worden complexer en van 'big data' meetsystemen wordt verwacht dat ze op termijn de taken van de technieker in the field alsmaar meer zullen overnemen.

De schaduwzijde: de kennis van de «oude rotten in het vak» dreigt verloren te gaan, want hun ervaring is of moeilijk vatbaar in een IT-systeem, of gewoon: ze zijn te snel afgeschreven en hun knowhow is niet tijdig overgedragen aan de jongere generatie.

Daarom, en ook omdat onderhoud zo'n mooi vak is, bieden we u graag weerom enkele raadgevingen en checklists aan.

Wanneer we lang met apparaten werken, raken we er snel aan gewend dat ze werken zoals het hoort. Zo zien we vaak de mogelijke problemen niet, vooral wanneer ze langzamerhand de kop opsteken. Het geheim om problemen vroeg te ontdekken, is weten wat ‘normaal’ is. De ervaren onderhoudstechnieker is een van de weinige mensen die weet hoe een bepaald apparaat moet klinken, hoe veel druk er normaal geproduceerd wordt en hoe het apparaat aanvoelt wanneer het zijn werk doet.

Smeersystemen controleren
Smeren is een van de belangrijkste aspecten van rotating equipment. Niet smeren zorgt er dan ook voor dat veel apparaten niet meer zullen werken. Het heeft de volgende functies:
• het scheidt bewegende oppervlakken volledig van elkaar;
• het verwijdert de warmte die in het lager en/of in een externe bron opgewekt wordt;
• het beschermt metalen tegen corrosie;
• het spoelt vuil weg;
• het dempt het lawaai.

Om te beginnen is het belangrijk om te weten dat er verschillende soorten smeersystemen zijn.

Spatsmering: dit smeersysteem bestaat gewoonlijk uit een oliereservoir en een deel van de draaias en verbinding, of de draaiende elementen van het lager, die de olie raken en ze laten wegspatten, zodat het apparaat gesmeerd wordt. Er is een plaats waar u het oliepeil kunt controleren en het is enorm belangrijk dat operatoren nagaan of er olie is.

Ringsmering: hierbij wordt het apparaat gesmeerd door een grote ring, gewoonlijk in koper, die over de draaias beweegt. Hij wordt in het oliereservoir ondergedompeld en brengt de olie, omdat die zo kleverig is, omhoog naar de as, waar ze over de as naar het lager verdeeld wordt.

Zoals bij het systeem hierboven is er ook hier een plaats om het oliepeil te controleren en is het belangrijk dat de operatoren ervoor zorgen dat er olie in het reservoir zit. Er is gewoonlijk ook een plaats waar u naar de ring kunt kijken terwijl het apparaat werkt. Dit moet regelmatig nagekeken worden om er zeker van te zijn dat de ring draait. Als de ring niet meer draait, wordt het apparaat ook niet meer gesmeerd.

Circulatiesmering: bij dit type smeersysteem is er gewoonlijk een reservoir, een pomp en filter en misschien ook een warmtewisselaar. Onder lage of zelfs zonder druk gaat er olie naar het te smeren onderdeel. Dit systeem wordt gebruikt wanneer een control flow van zuiver smeermiddel nodig is voor een of meer plaatsen, die misschien niet op hetzelfde niveau als het reservoir zitten.

Het lijkt sterk op een druksmeersysteem, maar gebruikt de pomp alleen om de olie te laten circuleren. Controleer het peil in het reservoir en de kleur van het smeermiddel. Als ze veranderen, moet u altijd de vraag ‘waarom?’ stellen. Als er een warmtewisselaar is, moet die proper zijn.

Druksmering: dit systeem lijkt sterk op het circulatiesysteem, maar het werkt met systeemdruk. Het heeft gewoonlijk een drukregelklep om druk op het systeem te houden en het heeft koelers, meerdere pompen, een drukregelaar, autostart van de reservepomp, filters en een reservoir. Dit systeem is nodig om druk te houden of het apparaat dat gesmeerd wordt, zal stukgaan.

Gewoonlijk zijn er veiligheidsschakelaars die ervoor zorgen dat het gesmeerde apparaat stopt met werken wanneer het peil in de tank onder een bepaald niveau zakt of wanneer de druk in het systeem te laag is. Bovenop de controles van het circulatiesysteem moeten er extra controles uitgevoerd worden, zoals: werken zowel de hoofd- als de hulpoliepomp? Zo ja, waarom? Wat is de systeemdruk? Is die normaal? Raak de afvoerzijde van de ontlastklep bij de afvoer van de pomp aan. Komt er vloeistof vrij? Dat mag niet.

Olienevelsmering: dit is een systeem dat bestaat uit een tank, buizen en pijpen naar elk onderdeel dat gesmeerd wordt, een verstuiver en verschillende veiligheidsvoorzieningen voor de stroom en het peil in het reservoir. Met dit systeem kan er een bepaald peil in het gesmeerde apparaat zitten.

Over het algemeen zijn er twee soorten nevelsystemen. Bij de ene soort gaat het om pure nevel en is er geen reservoir voor smeermiddel bij het apparaat. De andere soort is een ‘wet-sump’-systeem, waarbij er een bepaald peil in het te smeren apparaat zit en olienevel de ‘lucht’ boven het reservoir vult om die atmosfeer te regelen.

Automatische vetsmeersystemen: deze systemen worden vaak gebruikt om onbereikbare plaatsen in te vetten. Ze hebben een tijdmechanisme dat elektronisch, chemisch of mechanisch werkt. Er komt niet veel druk uit, zodat u soms kunt voorkomen dat er smeermiddel vrijkomt. Bij deze smeersystemen moet het peil van het smeermiddel permanent op de reservoirs gemarkeerd zijn en er moet een datum bijstaan die aangeeft wanneer het smeermiddel op dat peil stond.

Dat is een van de weinige manieren om te weten of het smeermiddel naar het te smeren onderdeel gaat. Zo heeft de operator een visuele referentie om te weten of er smeermiddel vrijgegeven wordt. Als het smeermiddel traag wordt vrijgegeven, moet er om de paar maanden een nieuwe markering en datum aangebracht worden om er zeker van te zijn dat er smeermiddel wordt vrijgegeven.

Lagers controleren
Eenvoudig: dit is een algemene categorie met eenvoudige lagers. Ze worden ook ‘glijlager’ en, in de meest eenvoudige vorm, ‘lagerbussen’ genoemd. Ze bestaan uit een lagermateriaal, dat gewoonlijk stationair is, en een draaias. Ze kunnen op een van de hierboven vermelde manieren gesmeerd worden en zijn vaak voorkomende lagers, vooral in grote, zware rotormachines.

Eén soort eenvoudige lagers wordt ‘kussenblok’ genoemd en vaak stroomt er water in deze lagers om ze af te koelen. Het gaat normaal om een waterinlaat en -uitlaat aan dezelfde kant van het lager en een lus of ‘U’ aan de andere kant. Dit zijn vaak rubberen slangen en nadat ze jaren aan de buitenlucht blootgesteld werden, kunnen ze droog worden en openbarsten, waardoor er een lek ontstaat en het koelwater in het lager vermindert.

Waar deze verbindingen gemaakt worden, kan de dichting van het kussenblok verslechteren, waardoor er vuil in de smeerolie kan terechtkomen. Wanneer de slang lekt, kan ook de gelekte vloeistof in de smeerolie terechtkomen, waardoor het bij de smering fout zal lopen.

Wentellager: dit is een grote groep lagers, waaronder rollagers, kegellagers, kogellagers en naaldlagers. Ze kunnen met vet of olie gesmeerd worden, afhankelijk van de aanbevelingen van de producent. Als een lager zonder wrijving warm is, zet er dan geen waterslang op. Het water kan in het smeermiddel terechtkomen en het koelwater op het buitenste omhulsel zal verminderen. Als resultaat daarvan zullen de interne tussenruimten waarschijnlijk verdwijnen en kan de lager onmiddellijk vastlopen.


(foto's: SKF, Bosch Rexroth)

De raadgevingen en checklists zijn afkomstig van de intussen gepensioneerde Amerikaanse ingenieur Julien Le Bleu Jr.. Hij heeft er een carrière opzitten in de stoomafdeling van General Electric en bij het chemische bedrijf Lyondell in de VS. Hij was bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de engineering en installatie van drie grote GE-stoomturbines van 500 MW.


Kadertekst 1:
Eenvoudige controles voor technici in the field
Geluidscontroles

Deze controles worden tijdens de rondes uitgevoerd. Luister naar de apparaten en merk verschillen op na verloop van tijd.

Bij motoren kan een luid gezoem op een intern motorprobleem of een ‘zachte voet’-afwijking wijzen. Als het gisteren stil was en vandaag veel lawaai maakt, wat heeft deze verandering dan veroorzaakt? Piepende riemen kunnen op een overbelasting of gewoon losse riemen wijzen. Een krassend of ritmisch geluid kan dan weer duiden op slepen of schuren.

Een afgebroken tand van een versnellingsbak kan opgespoord worden door een klik- of regelmatig terugkerend geluid in de versnellingsbak. Wanneer u gerinkel hoort, is het belangrijk dat u de bron daarvan vindt en ervoor zorgt dat dit geen problemen in het apparaat kan veroorzaken. Soms kan luisterapparatuur op een apparaat ook helpen om de bron van het geluid te bepalen.

Een slecht gesmeerd lager kunt u horen door gebruik te maken van de opgesomde luistertechnieken. Dit is vooral handig bij lagers zonder wrijving, want zo kunnen oneffenheden of andere afwijkingen die lawaai maken, opgespoord worden.

Visuele controles
Zoek naar lekken, kijk naar vloeistofniveaus, verbrande verf, trillende assen of kasten. Verf vat vlam bij ongeveer 200 tot 230°C en wanneer dat kort bij de smeerolie gebeurt, is de olie waarschijnlijk ook zo warm geworden. Dat kan betekenen dat de olie niet langer als smeermiddel gebruikt kan worden. Controleer de roosters van de motorventilator op verstopping en de stabilisatoren op TEFC-motoren om ervoor te zorgen dat koeling mogelijk is.
Zorg voor de installatie en werking van drukmeters. De meest nauwkeurige waarde vindt u wanneer de druk op een plaats tussen 10 en 12 uur op de meter wordt aangegeven. Het is voor elk apparaat belangrijk te weten wat de ‘normale’ druk is. Zoek naar tekenen van oversmering. Dat zorgt niet alleen voor een vuile knoeiboel, maar verkort ook de levensduur van het apparaat en kan problemen voor het milieu veroorzaken. Wanneer een apparaat geringsmeerd wordt, kunt u normaal gemakkelijk naar de ring kijken terwijl het apparaat werkt. Dat is een goede controle, want wanneer de ring zomaar stopt met draaien, geeft dat hetzelfde resultaat als een oliepomp in een druksmeersysteem die stopt met werken. Er zal dan geen smeermiddel zijn voor de lagers.

Tastcontrole
Controleer eerst of u zich niet kunt verbranden en raak dan het apparaat aan. Ga na of uw vingers beginnen te tintelen, want dat kan wijzen op hoogfrequente of snelle trillingen. Is het warm of warmer dan de laatste keer dat u het aanraakte? Is het apparaat plaatselijk of helemaal warm? De temperatuur aan de buitenkant van de lagerkasten is normaal lager dan de temperatuur van de lager zelf. De eigenlijke temperatuur van de lager moet ongeveer 2 tot 10°C hoger zijn dan de buitentemperatuur. Als er een afdichtingspot gebruikt wordt, raak dan de twee lijnen naar de pakkingdrukker aan.

Als er circulatie is, moet de ene warmer zijn dan de andere. Zo kunt u te weten komen of er circulatie is. Als er meerdere filters op een pomp zitten, kunt u door de uitlaat van de pomp en elke filter erna aan te raken, bepalen welke aan het werk is. Wanneer een veiligheidsklep lekt, kan dat opgespoord worden door de afvoerzijde van de ontlastklep en de inlaat van de ontlastklep aan te raken. U moet een verschil tussen de temperaturen van de twee lijnen waarnemen als er geen lek is. Als de temperaturen hetzelfde zijn, lekt de ontlastklep waarschijnlijk.

Een apparaat lichtjes aanraken met de vingertoppen kan een subjectieve evaluatie zijn van hoe goed een apparaat werkt. Met een beetje oefening is het een vrij goede methode om trillingen op te sporen.

Deze controle moet regelmatig uitgevoerd worden, want dat is de enige manier om veranderingen ten opzichte van gisteren of vorige week op te merken.

Geur
Als er riemen loszitten, kunt u dat niet alleen door het geluid ontdekken, maar ook door de geur van het rubber dat van de zijkant van de riemen afslijt. Verbrande olie heeft een welbepaalde geur die kan wijzen op een mogelijk probleem. Verf die zo warm wordt dat ze van kleur verandert, heeft een welbepaalde geur. Elke geur kan op een bepaald probleem in het apparaat wijzen.

Andere problemen kunt u vaststellen wanneer het product dat in de fabriek gebruikt wordt, een ‘normale’ geur afgeeft en een heel andere geur afgeeft wanneer er een probleem is.

De voordelen zijn:
• gemakkelijk in gebruik
• altijd beschikbaar
• goedkoop
• kan door iedereen gedaan worden

De nadelen zijn:
• subjectief
• moeilijk in een werkaanvraag of aan iemand anders mee te delen
• moeilijk te herhalen
• problemen kunnen niet in het vroegste stadium opgespoord worden.

Kadertekst 2:
Aandachtspunten voor de inspectie van meest courante pomptypes

1. BEKIJK de pomp
• Schudt ze?
• Rookt ze?
• Verschilt de afvoerdruk vandaag van de waarde
van gisteren?
• Zitten alle ankerbouten nog op hun plaats? Zitten ze
stevig vast?
• Zijn er sporen van lekken van vloeistoffen?
• Staan sommige onderdelen van de pomp te trillen
doordat ze losgekomen zijn?
• Bekijk de meetwaarde van de stroomsterkte (amp).
Capaciteitsproblemen van de pomp leiden niet tot een overmatig aantal amp.
• Lekt de dichting?
• Is het niveau in de afdichtingspot hoog genoeg (als zo’n pot wordt gebruikt)?
• Ligt er stof van de afstandsring van de koppeling op de fundering? Of stukjes van een vulplaatje?
• Geeft de meter van de afvoerdruk een constante waarde aan? (Indien dat niet het geval is, kan dat op cavitatie wijzen)
• Is het oliepeil in de lagerbehuizing correct? Heeft de olie nog de juiste kleur?
• Is de oliedruk correct voor de pomp?
• Is de delta P-waarde bij de oliefilter laag? Hoog? Waaraan is dat te wijten?
• Is er op nieuwe plaatsen verf afgebrand? Waaraan is dat te wijten? Verf begint te verkleuren vanaf 200 tot 230°C.
• Bekijk regelmatig de trillingsniveaus.

2. LUISTER naar de pomp
• Maakt ze lawaai? Hoe is de toestand van de lagers? Treedt er cavitatie op?
• Klinkt de pomp vandaag anders dan gisteren? Is het geluid van de motor of van de pomp afkomstig?
• Klinkt het geluid constant of verandert het? (Misschien is het te wijten aan een regelklep die open en dicht gaat)
• Klinkt het alsof er grind in de pompbehuizing is? (Cavitatie)
• Zijn er stoom-, lucht- of gaslekken merkbaar in of vlak bij de pomp?
• Als er aandrijfriemen worden gebruikt: krijsen ze? Zitten ze los?

3. VOEL met de vingertippen aan de pomp
• Voelt de pomp warm, heet of koud aan?
• Voelt de pomp vandaag anders aan dan gisteren? Hoe en waarom is dat zo?
• Schudt ze meer dan gisteren? Schudt ze te veel?
• Als er een oliehulppomp wordt gebruikt: draait die pomp? Waarom?
• Komt er olie uit de olieafvoerklep? Waarom?
• Trilt de pomp? Trilt ze op dezelfde manier als gisteren?
• Voelt de lagerbehuizing heet aan? Misschien wordt er te veel olie gebruikt of werkt de koeling niet goed?
• Voel aan de dichtingslijnen: is er een verschil voelbaar in temperatuur (wat op een verschil in debiet zou kunnen wijzen)?