Nieuwe hoogspanningsverbinding België-Verenigd Koninkrijk

Nemo Link Limited, de joint venture van de Belgische Elia-groep en het Britse National Grid Interconnector Limited bouwt een interconnector tussen het VK en het Europese vasteland.

Trefwoorden: #hoogspanning, #hoogspanningsverbinding, #National Grid Interconnector Limited, #Nemo Link

Lees verder

Magazine

Download het artikel in

ENGINEERINGNET.BE - Het project, dat zo’n 500 miljoen euro waard is, zal vanaf begin 2019 een gelijkstroomverbinding (High Voltage Direct Current of HVDC) met een capaciteit van 1000 MW realiseren. De stroom kan in beide richtingen vloeien.

Nemo Link nam hiervoor Siemens en het Japanse J-Power Systems Corporation (JPS), een dochteronderneming van Sumitomo Electric Industries, Ltd. onder de arm. J-Power Systems ontwierp, produceert en levert de onderzeese kabel.

Zijn HVDC2 XLPE -Cross Linked Polyethyleen-kabelsysteem zorgt hier alvast voor een wereldprimeur. Voor het eerst wordt immers dergelijke zeekabel gebruikt voor een hoogspanningsverbinding met 400 kV gelijkspanning. De hoogste operationele spanning was tot nu toe 320 kV.

Dubbele zeekabel
De ‘dubbele zeekabel (de plus- en de min-kabel) zal 130 kilometer onder zee lopen tot op een waterdiepte van 60 m. De lijn tussen de conversiestations in Richborough (Kent) en Brugge (Herdersbrug) loopt ook 11,5 km over land. Siemens rust de stations uit met zijn HVDC PLUS-technologie en kreeg ook het service- en onderhoudscontract van vijf jaar toegewezen.

De zeekabel heeft een buitendiameter van 135 mm met één getorste koperkern van 1100 mm². Hij weegt 44 kg per meter. Van deze kabel komt er in totaal 260 km te liggen. De koperkern wordt geproduceerd in Hitaka (Hitachi), in stukken van ongeveer 3 km en in de J-Power fabriek van Minato in Hitachi City aan elkaar gezet.

Een DC-zeekabel wordt liefst in één keer geproduceerd en gelegd. Vandaag is er echter geen enkel kabellegschip dat de 130 km in één keer aankan. Hier worden vier loten geleverd en gelegd om die naderhand op zee met elkaar te verbinden.

Eerst komt er een strek van twee keer 59 km aan de Britse kant en vervolgens twee keer 71 km aan Belgische kant. De eerste set kabels werden in mei op de Global Arc gewikkeld die op 19 juli aankwam in de haven van Blyth.

Nu wordt het ‘terrein’ voorbereid. Deze zomer liep de campagne om niet-ontplofte munitie op het traject te verwijderen. Ook worden zandduinen op het traject weggebaggerd.

Kabelleggen
Zeekabels kunnen gewoon op de bodem gelegd worden of in een geul die naderhand al dan niet wordt dicht gelegd. Omwille van het grote installatierisico (het betreft een zwaar kaliber kabel) gebeurt het leggen van de kabel en het trekken van een geul door andere schepen.

Beide kabels zijn op het kabellegschip op een dubbele turntable of draaitafel gewikkeld. De ene kabel aan de binnenkant draait onafhankelijk van de ander langs de buitenbaan. Bij het overboord gaan worden beide kabels met tape gebundeld opdat ze naderhand elkaars magnetische velden grotendeels zouden opheffen.

De kabels worden dan al varend gewoon afgerold tegen een snelheid van 300 à 500 m per uur. Om de tien kilometer zorgt een waakschip ervoor dat ander zeeverkeer uit de buurt van de onbeschermde kabel blijft. Vervolgens loopt een tweede schip het traject af om de kabel in te graven. In dit geval is dat een schip van Deepocean die een 13 m brede en 23 m lange robot op rupsbanden achter zich aan trekt.

Deze Jet Trencher T3200, goed voor 3200 pk, beschikt over een mechanische bodemfrees die de grond weggraaft en -blaast met een waterjet. De ‘depressor’ van de robot legt de kabel in de pas gevormde sleuf. De sleuf, die één tot drie meter diep is maar niet breder dan een halve meter, blijft open maar verzandt heel gauw op natuurlijke wijze.

Kabels lassen aan boord
Eind augustus werd de eerste strek van 59 km vanuit Richborough tot in de Franse wateren op de zeebodem gelegd. Rond het eindpunt komt een eindkap. Daar blijft de kabel de hele winter in ‘wet storage’ wachten. In de lente wordt het tweede deel van de kabel, 71 km vanuit Zeebrugge, op eenzelfde manier gelegd.

Beide kabeluiteinden worden vervolgens opgevist om de kabels aan elkaar te zetten. Alles gebeurt manueel door een team ‘kabel jointers’. Een secuur werkje. De isolatielagen van XLPE (cross-linked polyethylene) en andere materialen worden aangebracht.

De kabel van J-Power krijgt ook een koperlaagje rond de isolatie als extra bewapening mee om te weerstaan aan de ‘boormossel’. Zo’n kabel bevat eveneens glasvezels voor de communicatie tussen beide conversiestations en voor het monitoren van de opwarming van de kabel.

Opwarming
Het kabelsysteem kent verliezen in de grootteorde van 1%. Die energie wordt in warmte omgezet. Hoe sterker de stroom die erdoor gaat, des te warmer wordt de kabel. De operationele temperatuur van de kabel kan tot 90°C bedragen. Maar hoe warmer de kabel wordt, des te sneller hij veroudert.

“Het opwarmen van de kabel hangt ook af van de bodemomgeving”, legt Geert Moerkerke, lead cable engineer bij Nemo Link, uit. De ene bodem isoleert beter dan de andere. “We hebben wel een goed beeld van de bodem maar het is mogelijk dat er op bepaalde plekken hotspots ontstaan door het ophopen van grotere zandgolven of organisch materiaal boven de kabel.”

Ongelijke opwarming van verschillende secties kan gemeten worden via glasvezel waarin gratings aangebracht zijn. “Als je licht door die vezel stuurt, zal er een ander type reflectie zijn naargelang de temperatuur.”

“Er zijn verschillende gekende technieken om fouten in de kabel op te sporen”, zegt Moerkerke. Zo bijvoorbeeld Partial Discharge (PD). “Wanneer er een overslag is tussen de koperkern en de isolatie kan je het bijhorende geluid detecteren.” Die technieken zijn dezelfde die aan land gehanteerd worden, alleen vraagt de inzet ervan op zee meer middelen. Daarom ook het grote belang van kwaliteitscontrole bij elke stap van de productie.

Het onderhoud van de zeekabel is beperkt. “We zorgden ook voor een degelijke beschermende begraving. Jaarlijks zal het kabeltraject afgevaren worden en de zeebodem gecontroleerd worden op veranderingen.” Het grote gevaar voor kabels op de zeebodem is dat sleepnetten of scheepsankers ze meesleuren en beschadigen.

Zo bleken eind november vorig jaar vier van de acht Interconnexion France-Angleterre (IFA)-lijnen tussen Les Mandarins en Sellindge beschadigd te zijn na een storm op het kanaal waarbij een schip in de problemen kwam. De herstellingen aan de 70 km lange lijnen, waarvan 45 km onder zee tussen Folkestone en Sangatte, zouden zo’n 40 miljoen pond gekost hebben.


door Luc De Smet,Engineeringnet Magazine