EPO-studie toont aan dat vrouwen meer octrooien aanvragen

Een recente studie van het European Patent Office (EPO) stelt vast dat vrouwelijke wetenschappers historisch geen gelijke kansen toebedeeld kregen en dat ze nog ondervertegenwoordigd zijn. Tegelijk stijgt het aandeel octrooiaanvragen van vrouwen.

Trefwoorden: #EPO, #octrooi, #patent, #vrouw

Lees verder

Nieuws

( Foto: EPO )

ENGINEERINGNET.BE - De EPO-studie hield rekening met alle octrooien die tussen 1978 en 2019 werden aangevraagd: in totaal 3.945.992. Ze legt de link tussen gender en octrooiaanvragen op basis van EPO’s patent data in de 38 landen van de European Patent Convention (EPC).

Ongetwijfeld is er de voorbije decennia echt vooruitgang geboekt op vlak van inclusiviteit, vooral dan in sommige Europese landen en industrieën. Toch ziet EPO een verhoudingsgewijs klein aantal vrouwen naar voor stappen als uitvinder. Deze gender gap blijkt groter in Europa dan bijvoorbeeld in sommige  landen in Azië. De deelname van vrouwen in wetenschap blijft hier een belangrijke uitdaging.

De ‘uitvindster index’ (Women Inventor Rate of WIR) geeft het percentage vrouwelijke uitvinders weer in een bepaald jaar. Dat was eind de zeventigerjaren 2%. Tegen 2019 was dat gestegen naar meer dan 13%. Dat is meer dan in Japan (9,5%) maar minder dan in de VS (15%), China (26,8%) en Korea (28,3%).

De verschillen tussen de EPC-landen zijn niet te onderschatten: aan de top staan Letland (30.6%), Portugal (26.8%), Kroatië (25.8%), Spanje (23.2%) en Litouwen (21.4%). Duitsland (10.0%), Luxemburg (10.0%), Liechtenstein (9.6%) en Oostenrijk (8.0%) scoren het zwakst. België zit wat in de middenmoot met 15,8%. Nederland: 11,9%.

EPO telt in elke sector zowat een verdubbeling van de WIR op 30 jaar tijd. Scheikunde is de sector bij uitstek waar uitvindsters hoog scoren. In de periode 2010–2019 haalt de WIR er 22,4%. In de subsectoren biotechnologie en farma zelfs meer dan 30%. In macromoleculaire chemie (20,5%) en materialen/metallurgie (14,5%) kent de WIR er in die 30 jaar zelfs meer dan een verdubbeling. Elders komt die opmars historisch van verder. In mechanica, bijvoorbeeld, steeg de WIR tot 5,2%. In elektronica 7,3%.

Het aandeel van vrouwen in octrooiaanvragen door universiteiten en overheidsinstellingen was en is nog steeds hoger (19,4%) dan bij individuele aanvragen (9,3%) en in bedrijven (10,0%). Maar telkens kent de WIR er de voorbije 30 jaar een groei met ruwweg de helft.

EPO heeft het over de ‘lekkende pijp’. Naarmate vrouwen doorstromen naar STEM-loopbanen ervaren ze in EPO-landen steeds meer obstakels… wat leidt tot steeds meer uitval. Er is een vast patroon waarbij hun aandeel stelselmatig afneemt naarmate ze opklimmen in hun (wetenschappelijke) loopbaan. Hoe meer ‘seniority’ de job, des te ondervertegenwoordigd zijn vrouwen.

Vrouwelijke uitvinders doen gemiddeld minder uitvindingen dan hun mannelijke collega's, deels vanwege hun lagere anciënniteit. Het aandeel uitvindsters stijgt wel met de jaren, ook het aandeel uitvindsters met meerdere octrooiaanvragen. Maar vrouwen blijven ondervertegenwoordigd naarmate het aantal octrooiaanvragen stijgt.

Vrouwen maken vaker deel uit van uitvindersteams dan dat ze solo gaan. In die teams hebben ze meestal een lagere positie dan de mannen. Dat ze toch uitvinden, betekent dat ze niches weten te vinden waarin zij zich kunnen specialiseren… Uit andere studies blijkt echter dat vrouwen aan de universiteit minder banden hebben met de industrie en beperkt zijn tot traditionelere academische carrières.

Met eenzelfde wetenschappelijke productiviteit vragen ze zo’n 40% minder octrooien aan. Vaak krijgen ze ook minder erkenning voor hun bijdrage aan uitvindingen. Ook in de zakenwereld worden hun O&O inspanningen minder erkend… Hoewel vrouwen minder octrooien aanvragen dan mannen, toch zijn hun uitvindingen even goed en soms zelfs beter dan die van mannen. De genderverschillen blijken dan ook niets met talent of inzet te maken te hebben maar… met een verschil in opportuniteiten.

Het onderzoek vond een wel heel opmerkelijke relatie tussen vrouwelijke migratie en octrooien. In de periode 2010-19 zijn de WIR-cijfers voor ‘immigranten’ -octrooiaanvraagsters met een voor het het land waar de aanvraag is ingediend vreemde naam en voornaam- in veel landen hoger dan voor ‘eigenlanders’. In België is dat 21% versus 14%. In Nederland 19% versus 9%. Daaruit concluderen de onderzoekers dat internationale mobiliteit van uitvindsters duidelijk bijdraagt tot het dichten van de gender gap in het nemen van octrooien op uitvindingen.

Afrondend: hoe puurder wetenschappelijk het veld (in het bijzonder dan de levenswetenschappen) en hoe hoger de impact van universiteiten en openbare laboratoria bij het octrooieren, des te groter het aandeel vrouwen. Sectoren waar de genderkloof groter is, zouden daarvan kunnen leren qua werkpraktijken en culturele acceptatie.

Hetzelfde geldt voor bedrijven die zich zouden kunnen spiegelen aan universiteiten. De aanwezigheid van vrouwen in octrooiaanvragen neemt toe met het belang van teamwerk, hoewel vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd zijn onder teamleiders. Ondanks aanhoudende verschillen tussen technologieën, groeit het belang van teamwerk en samenwerking op alle gebieden.

Deze beloftevolle trend moet worden ondersteund door passend beleid en HR-praktijken. In het licht van de hogere percentages vrouwelijke uitvinders onder migrerende uitvinders kunnen inspanningen om de internationale mobiliteit van vrouwelijke wetenschappers te stimuleren een veelbelovende hefboom zijn.

Bron: Women’s participation in inventive activity. Evidence from EPO data, November 2022.
Klik hier om de studie te downloaden.