• 07/05/2012

Kies voor halogeenvrije kabels voor maximale brandveiligheid

Bij nieuwbouw of renovatie van gebouwen wordt steeds meer halogeenvrije kabels toegepast.

Trefwoorden: #halogeenvrij, #kabel

Lees verder

maint_art

Download het artikel in

Dat betekent dat er geen PVC in de omhulling van de kabels zit. Deze kabels zijn veiliger omdat ze bij brand minder rook voortbrengen, die bovendien minder schadelijk is. De halogeenvrije kabels produceren bij brand minder zoutzuur en koolmonoxide dan conventionele kabels. Dit is niet alleen in het belang van de veiligheid van personen, maar is ook gunstig voor het beperken van (gevolg)schade aan gebouw, inventaris en bedrijfsprocessen.

Om te kunnen spreken van halogeenvrij, moeten materialen conform zijn met de Europese norm IEC 60754-2. De zuurtegraad van de gassen die vrijkomen bij verbranding mag een welbepaalde limiet niet overschrijden. De gemiddelde pH-waarde van de vrijgegeven gassen mag niet lager zijn dan 4,3 en de conductiviteit mag niet hoger zijn dan 10μS/mm. Halogeenvrij of nul-halogeen is een aanduiding op materialen die de eigenschap moeten hebben om bij doorbranding weinig giftige gassen vrij te geven, alsook weinig rook te ontwikkelen.
Behalve het directe gevaar voor mens, dier en milieu, kunnen giftige gassen ook elektronica aantasten. De gevolgen hiervan kunnen zelfs in een later stadium storingen veroorzaken. Door halogeenvrije materialen toe te passen in de isolerende mantel van (data)kabels, kunnen deze gevaren aanzienlijk worden gereduceerd.
Ten behoeve van de veiligheid komen er steeds meer toepassingen van deze bijzondere halogeenvrije polymeren.Te denken valt dan aan kabelgoten en kunststof besturingskasten.

Verwoestende branden uit het verleden zijn van invloed op toekomstige beslissingen. In moderne gebouwen vormen de grote hoeveelheden kabels een aanzienlijk brandrisico. Dit vanwege het grote volume kunststof en het feit dat kabels door alle compartimenten heen worden geïnstalleerd . Zelfs een kleine brand in de bekabeling, bijvoorbeeld ontstaan door overbelasting, kan grote gevolgen hebben. Via de kabels kan de brand zich verspreiden door het bouwwerk. Door brand smelt de kabel en komen er, door de halogenen in de kabel, schadelijke gassen vrij. Bovendien zorgen die halogenen voor een dichte rookontwikkeling. Rook en gassen verspreiden zich veel sneller dan vuur en vormen de belangrijkste doodsoorzaken bij brand.

De gevaren
Bij het verbranden van PVC vallen de chemische verbindingen in halogeenhoudende materialen uit elkaar. Chloor en waterstof veranderen daardoor in het sterk corrosieve chloorwaterstof. Bij aanraking met vochtige lucht verandert dit chloorwaterstof in zoutzuur. Het inademen van dit agressieve gas veroorzaakt zware beschadiging aan onze luchtwegen. Zo komt er bijvoorbeeld 300g chloorwaterstof vrij bij de verbranding van 1 kg PVC. Verbranding van PVC draagt trouwens enorm bij tot corrosievorming van metalen.

Een tweede punt is het feit dat rookontwikkeling ook een groot risico inhoudt voor de mens. Rookvorming bemoeilijkt het oriëntatievermogen en dus ook blussings- en reddingswerken. Verbranding van 10kg PVC vult een ruimte van 5.400 m³ met rook! Het inademen van chloorwaterstof heeft een negatieve inwerking op de slijmvliezen van ogen, neus en ademhalingswegen. Naast chloorwaterstof komen er eveneens koolmonoxide en andere gassen vrij. Ook koolmonoxide is uiterst gevaarlijk voor mens en dier. Het inademen hiervan heeft hoofdpijn, duizeligheid, soms bewusteloosheid en de dood tot gevolg. Bij vermenging met vochtige lucht worden zoutzuurgassen zeer elektrisch geleidend, wat kortsluitingen en onherstelbare beschadiging van elektronische apparatuur veroorzaakt. In extreme situaties kunnen zelfs betonconstructies worden aangetast met instortingsgevaar als gevolg.

Door gebruik te maken van halogeenvrije kabels ontsnappen we aan deze gevaren, omdat halogeenvrije kabels geen toxische gassen afgeven bij verbranding. Bij brand produceren halogeenvrije kabels ook nagenoeg geen rook. In vergelijking met conventionele kabels tien maal minder.

Voor de installateur
Door in de ontwerpfase van nieuwbouw, verbouw of renovatie te kiezen voor de juiste kabels voor de gegeven situatie kan het risico tot een minimum worden beperkt. Van bijna elke kabel is een halogeenvrije versie verkrijgbaar. De kabelfabrikanten hebben voldoende soorten brandveilige en halogeenvrije kabels in hun leveringsprogramma’s

Halogeenvrije kabels zijn in de aanschaf iets duurder dan PVC-houdende kabels, maar door de steeds gangbaar wordende toepassing, zijn de prijsverschillen klein geworden en in de totale projectkosten bijna verwaarloosbaar omdat bekabeling meestal ook maar een klein deel van de kosten is en arbeidskosten niet veranderen door de toepassing van de andere kabels.

Functiebehoud
Installateurs moeten een veelheid aan vragen beantwoorden waar het gaat om brandveiligheid van bekabeling. Waar moet je aan voldoen om functiebehoud van kritische installaties te realiseren? Welke regels en normen zijn er van toepassing? Waarom is het veiliger om halogeenvrije kabels toe te passen? En hoe zit het met de kosten van verschillende alternatieven?

Bekabeling voor installaties die bij een brand absoluut nog enige tijd moeten blijven functioneren, moet ‘in functiebehoud’ worden aangelegd. Deze prestatie-eis geldt bijvoorbeeld voor brandmeldinstallaties, alarm- en ontruimingsinstallaties, noodverlichtingsinstallaties, brandweerliften, sprinklerinstallaties, hydrofoorinstallaties, rook- en warmteafvoerinstallaties en overdrukinstallaties. Meestal is functiebehoud wettelijk verplicht bij dergelijke installaties. Hoe dan ook heeft de installateur als uitvoerend deskundige een belangrijke verantwoordelijkheid. Welke normen er in een bepaalde situatie van toepassing zijn, is echter niet altijd even duidelijk. Voor bepaalde typen gebouwen gelden soms (aanvullende) specifieke normen.

Vroeger werd voor brandveilige bekabeling volstaan met de toepassing van de moeilijk brandbare (MB-) kabels. Die bekabeling draagt weliswaar niet bij aan de voortplanting van een brand, maar bij een volle brand smelt de mantel wel weg en ontstaat er kortsluiting of draadbreuk waardoor er van functiebehoud geen sprake meer is. Later is de FE180-kabel op de markt gekomen, waarbij FE staat voor Flamm Einwirckung. Dat is echter een norm voor isolatiebehoud en niet voor functiebehoud conform DIN4102/12. De praktijkgerichte normen voor functiebehoud schrijven, afhankelijk van de vereiste duur van het functiebehoud, materiaal voor in de klassen E30 tot E120, waarbij het cijfer het (minimale) aantal minuten functiebehoud weergeeft.

Valkuilen
Met uitsluitend gebruik van de juiste kabels is er echter nog geen functiebehoud gerealiseerd. Daarom zijn er ook normen voor het kabeldraagsysteem, het bevestigingsmateriaal en de ondergrond. Daarbij is de ketting zo sterk als de zwakste schakel. Een oplossing met een E90-draagsysteem en een E30-kabel resulteert in een systeem met dertig minuten functiebehoud. Vooral de ondergrond wil nog wel eens voor problemen zorgen, zeker in bestaande gebouwen. Wanneer die ondergrond niet aan de prestatie-eis voldoet, is overleg met de verantwoordelijke en controlerende instantie geboden.

Overleg vooraf is vaak sowieso aan te raden om gezamenlijk de risicofactoren te toetsen, de (complexe) richtlijnen te analyseren, de materialen en de installatiemethode te kiezen en de certificering voor te bespreken. Juist met dit soort zaken zie je het nog wel eens fout lopen. Er wordt dan bijvoorbeeld in de voorbereiding onvoldoende aandacht besteed aan het tracé, de alternatieven, de ondergronden of de overgangen. Een andere probleem is soms dat bijzonderheden of afwijkingen niet, of niet schriftelijk, worden afgestemd met de bevoegde autoriteit of de inspectie-instelling. En wat ook een valkuil is: soms laat men helaas financiële, commerciële of concurrentiële overwegingen een te grote rol spelen.

Fabrikanten van functiebehoudkabels en -draagsystemen onderwerpen hun materialen aan zware tests. Zulke tests zijn uiteraard een voorwaarde om certificering voor het materiaal te verkrijgen. Niet alleen de afzonderlijke componenten van een oplossing moeten op proef worden gesteld met branden waarbij de temperatuur wordt opgevoerd tot meer dan 1.200 graden, ook totale systemen.

Bij een kabelsysteemoplossing met functiebehoud moeten de toegepaste onderdelen dus, elk afzonderlijk óf als geheel, zijn gecertificeerd. Op strategische plekken in het tracé, zoals bij toegangen van schachten, inspectieluiken, schakelkasten en centrale apparatuur, moet er een label aangebracht worden. Op dit etiket functiebehoud staat in welk functiebehoud de oplossing voorziet (aantal minuten). Ook de bedrijfsgegevens van de installateur staan erop. En dat kan natuurlijk nooit kwaad als er later aanpassingen of uitbreidingen wenselijk zijn.


(O.G.)