• 22/05/2012

3D-printers: ook iets voor onderhoud?

De technologie van 3D-printing belooft groei, maar biedt additieve fabricage op termijn ook perspectieven voor de industrie, en meer bepaald voor onderhoud?

Trefwoorden: #3D printen, #materialise

Lees verder

maint_art

Download het artikel in

3D-printing, de techniek om voorwerpen laagje per laagje te laten ‘groeien’ in plaats van uit een plastic of metalen blok materiaal weg te slijpen, boren, draaien of frezen, heeft alle beloften in zich om een marktbreker te worden. Zeker in onze contreien, want het zijn in hoofdzaak Belgische bedrijven die nu al wereldfaam verworven hebben als pioniers in deze ‘digitale productietechniek van morgen’.

Dat betekent dat we in ons land de luxe hebben over niet minder dan 3 productiecentra te beschikken, waaronder het grootste van Europa. In de rest van de wereld zijn zulke centra met het vergrootglas te zoeken. Toch bestaan 3D-printing en additieve fabricage al dik twee decennia. De techniek was vooral gekend als ‘Rapid Prototyping’, waarmee snel (dure) prototypes konden gemaakt worden voor de ‘happy few’.

Ontwikkeling gebeurde vooral in laboratoria van universiteiten en andere kenniscentra. Daar zijn vandaag de R&D-afdelingen van bedrijven bijgekomen, want door de technologische vooruitgang is de 3D-printer - de productiemachine - een heel stuk performanter, sneller én betaalbaarder geworden. Dat het precies Belgische bedrijven zoals Materialise, Layerwise, en Melotte zijn die in een vroeg stadium daar de mogelijkheden van onderkenden, is een zeldzame meevaller.

Voor de industrie?
Hebben we daar in de industrie wat aan? Op de langere termijn waarschijnlijk wel. Denken dat alle metaalbewerkingsmachines zullen vervangen worden door 3D-printers, is onrealistisch. Voor de grotere volumes komt additieve fabricage - een ander woord voor 3D-printing - niet in aanmerking. Althans niet op een economisch rendabele manier. Maar wat er mogelijk wel zit aan te komen, is een nieuw distributieconcept, waarbij een locale leverancier niet meer investeert in stock, maar online een digitale catalogus met CAD-bestandjes van onderdelen publiceert die na bestelling 3D-geprint en binnen het etmaal afgehaald of geleverd worden.

Zo’n model kan volgens specialisten de huidige goederenstromen vrij drastisch heroriënteren. Vandaag is het namelijk zo dat industriële gebruikers voor hun reserve-onderdelen afhangen van locale merkverdelers. Of ze nemen langere levertermijnen van wisselstukken via internationaal transport voor lief als ze een origineel stuk uit het buitenland nodig hebben. In het nieuwe model bestel je zo’n onderdeel bij de originele fabrikant (in Brazilië bijvoorbeeld), die op zijn beurt een CAD-file bezorgt aan een Belgische digitaal productiecentrum om het stuk te 3D-printen en leveren. Géén locale stock meer, géén duur internationaal transport, nauwelijks nog wachttijden. En goed voor het milieu - alhoewel de lasers van de 3D-printers momenteel alles behalve energiezuinig zijn.

Zo ver is het vandaag nog lang niet. Zoals bij elektrische auto’s, moeten de fabrikanten van 3D-printtechnologie hun R&D-investeringen nog bij te weinig afnemers recupereren. Ze kijken daarom vooral naar de meer kapitaalkrachtige sectoren, zoals de lucht-, ruimtevaart en medische wereld. Branches die zelf ook in de spits van de technologische innovatie zitten of die andere economische spelregels hanteren.

De ruimtevaart bijvoorbeeld, waar elke gram minder gewicht zich naar een besparing van zéér dure brandstof vertaalt. Of de medische wereld, waar de getuigenis van een patiënt voor mediaspectakel zorgt doordat met behulp van een 3D-geprint hulpstuk de slaagkans van een chirurgische ingreep drastisch is verhoogd. «Die 1.200 euro betaal ik graag», vertelde onlangs een opgetogen dame met een slecht geheelde polsbreuk op tv.

Onderhoud?
En voor onderhoud dan, waar de bestelling van één vervangingsonderdeel de regel is? In theorie is het vandaag inderdaad mogelijk om een eenvoudig onderdeel dat niet (meer) in handel verkrijgbaar is, via digitale weg te laten reproduceren. Je hoeft er gewoon één van de productiecentra voor aan te spreken. In de praktijk zijn er nog veel beperkingen: de materiaalkeuze is (zeer) beperkt, de prijs per stuk is hoog en er is nog een grijze zone over wat nu precies wel en niet als namaak geldt.

We zullen dus niet zo snel 3D-printcentra zien die publiciteit maken voor ‘replica’s van spare parts’, maar dat is géén reden om de evolutie niet van nabij de volgen. Want zoals we allemaal intussen weten: het kan soms onverwacht snel gaan...


door Bert Belmans, Maintenance Magazine