ENGINEERINGNET.NL - ING heeft in samenwerking met VNU Exhibitions onderzoek gedaan naar de groeiambities van de sector. Waar willen de ondernemingen de komende vijf jaar naar toe?
De signalen zijn alvast positief: groeien in het buitenland blijkt bij driekwart van de bedrijven de belangrijkste ambitie te zijn. Vooral naar Europese landen, maar de helft van de ondervraagde bedrijven heeft eveneens groeiplannen in Azië.
“Vergeet echter niet dat veel Nederlandse producten via bijvoorbeeld export naar Duitsland, uiteindelijk toch in Azië terecht komen”, zegt Bert Woltheus, sectormanager Industrie bij ING.
“De Duitse exportproducten sluiten beter aan op de wereldmarkt dan de Nederlandse. Maar als toeleverancier van de grote Duitse fabrikanten profiteren Nederlandse bedrijven wel mee van de groei van de wereldeconomie.”
Weer investeren
De bedrijven geven in het onderzoek aan extra te gaan investeren in export. Ze zijn van plan hun bestedingen aan sales, R&D en het kennisniveau van hun medewerkers op te voeren én hun machinepark uit te breiden.
Arnold Koning, sectormanager Industrie bij ING: “Als je wilt exporteren, dan moet je een product maken met een hoge toegevoegde waarde. Het samenwerkingsmodel dat je in Nederland, met name in de Brainportregio ziet, kan dan uitstekend werken.”
Hij noemt als voorbeeld het initiatief van Additive Industries in Eindhoven, waar toeleveranciers gezamenlijk aan de slag gaan met het 3D printen van metalen componenten. “Door de kennis te delen, kunnen ze veel accelereren met deze nieuwe technologie.”
Samenwerken is de juiste weg vindt ook professor Ben Dankbaar. Hij is emeritus hoogleraar innovatiemanagement aan de Radboud Universiteit Nijmegen en ziet in de kleinschaligheid van de Nederlandse industrie niet alleen een zwakte, maar ook een sterkte.
“De Nederlandse maakindustrie heeft een bijzondere structuur: enkele hele grote en heel veel kleintjes. Het voordeel van snel en onbureaucratisch communiceren moeten we uitbuiten. Vergelijk die relatief kleine maakbedrijven met ZZP’ers. Die werken samen als ze een grote klus kunnen krijgen. Ook in de industrie zie je bedrijven steeds meer samenwerken.”
Daarnaast ziet hij dat bedrijven zoals een VDL Groep en Aalbers Industries een modus hebben gevonden om veel kleine bedrijven in één verband te laten opereren.
Loonkosten versus innovatie
Wat de Nederlandse maakindustrie beslist niet moet doen, vult Ben Dankbaar aan, is proberen te concurreren op kostprijs. “Dat leidt tot neerwaartse druk op lonen en minder innovatie, terwijl nieuwe dingen maken uiteindelijk de enige manier is om hoge lonen en prijzen waar te maken.”
Voor hem is het duidelijk: als we in Nederland het hoge welvaartsniveau willen vasthouden, dan moeten we iets doen waarvoor mensen elders in de wereld bereid zijn iets extra’s te betalen.
Is de discussie over loonmatiging dan achterhaald? Zover wil de Nijmeegse hoogleraar niet gaan: “Maar als je concurrentievermogen koppelt aan lonen, wed je op het verkeerde paard. Belangrijker is een balans te vinden tussen redelijke loonstijging en verbetering van het concurrentievermogen.”
Innovatie vindt hij veel belangrijker. Dat is het waarmee de Nederlandse maakindustrie de komende jaren marktaandeel op exportmarkten kan winnen. Ben Dankbaar heeft de indruk dat bijna alle bedrijven uit deze sector wel bezig zijn met zowel product- als procesinnovatie.
“Juist kleinere bedrijven besteden aandacht aan procesinnovatie: goedkoper zijn met hoogbetaalde medewerkers.”
Kanteling innovatiebeleid
Er liggen grote kansen, zo betoogt professor Dankbaar, op het vlak van duurzaamheid en alles wat te maken heeft met gezond leven, van gezonde voeding tot en met het ontwikkelen en bouwen van medische apparatuur.
Nederland is wel toe aan een kanteling van het innovatiebeleid. Stel niet langer de sectoren centraal, zoals tot nog toe, maar de belangrijke uitdagingen waar de samenleving voor staat.
“Daarin moet de overheid investeren, grote programma’s voor opzetten waarin we juist over de grenzen van sectoren heen kijken. Dan is het ook helderder voor de belastingbetaler dat belastinggeld gaat naar het oplossen van maatschappelijke problemen in plaats van naar bedrijven die er winst mee maken.”
Valkuilen: personeelsschaarste
Want de uitkomsten van het breed uitgezette onderzoek zijn dan wel positief, er zijn wel degelijk enkele valkuilen. De grootste valkuil is de schaarste aan vakmensen. Dat ontstaat vooral door de grote uitstroom van ervaren babyboomers.
Ben Dankbaar voorspelt knelpunten bij hoger opgeleiden en op mbo 3 en 4 niveau. “Dat is geen nieuw probleem. Tekorten waren er ook al 50 jaar geleden; het probleem is alleen groter geworden omdat mensen anders dan in de jaren vijftig roepen dat industrie geen toekomst heeft.” Onterecht.
Hij denkt overigens dat de industrie ook de hand in eigen boezem mag steken. De arbeidsverhoudingen mogen best wat soepeler worden. Er wordt nog vaak sterk hiërarchisch gedacht en er wordt weinig gewerkt met flexibele werktijden.
“Als je kleine series maakt, is het misschien wel belangrijker dat mensen bereid zijn een half uurtje langer door te werken dan dat ze precies om 9 uur op de stoep staan. En bedrijven worden alleen maar beter van mensen die een tikkeltje eigenwijs zijn.”
Bij ING ziet men bedrijven gezamenlijk optrekken om dit arbeidsmarktprobleem aan te pakken. Ondernemingen proberen samen jongeren te interesseren voor techniek.
Daarnaast, zo verwacht Bert Woltheus, ontkomen we er niet aan om hoger opgeleide buitenlanders aan te trekken, ondanks de hoge werkloosheid die we nu kennen. Hij wil niet ontkennen dat personeelsschaarste een rem op de ambities van de Nederlandse maakindustrie kan zijn. “Maar ik ben er niet bang voor. Schaarste dwingt ook hier tot innovatie.”
Innoveren en produceren
De Nederlandse industrie heeft toekomst, beklemtoont Dankbaar. Na enige decennia van uitbesteding en offshoring, zitten we nu in een periode van stabilisatie van de internationale arbeidsverdeling.
Dat komt enerzijds door stijgende loonkosten in lage lonen landen en de vaststelling dat kosten van het verplaatsen van productie stelselmatig te laag zijn ingeschat.
Anderzijds komen bedrijven tot de conclusie dat succesvol innoveren vereist dat je kennis van het productieproces inbrengt.
“Wie door innoveren concurrerend wil blijven, moet zorgen voor integratie van bedenken, ontwikkelen, maken en verkopen.”
ACHTERGROND
De uitkomsten van het ING-onderzoek naar de ambities van de Nederlandse maakindustrie, worden op dinsdag 11 maart tijdens de opening van ESEF en Techni-Show gepresenteerd door Annerie Vreugdenhil, directeur zakelijk bij ING. Ook professor Ben Dankbaar spreekt tijdens dit evenement.
VAKBEURZEN
Techni-Show en ESEF vinden gelijktijdig plaats, van 11 tot en met 14 maart 2014, in de Jaarbeurs in Utrecht.