Resultaten GGO- aardappelveldproeven van UGent, ILVO en VIB bekend

Onderzoekers bevelen aan: veredelaars moeten bij ontwikkelen van voor Phytophthora ongevoeliger aardappelrassen nog méér niet eerder toegepaste natuurlijke resistentiegenen gebruiken.

Trefwoorden: #aardappel, #Crop Protection, #ggo, #ILVO, #Phytophthora, #UGent, #VIB

Lees verder

research

( Foto: UGent, Hilde Christiaens, in vitro kweek van aardappelplantjes )

ENGINEERINGNET.BE - De resultaten van de GGO-aardappelveldproeven - u weet wel, waartegen destijds de FLM of Belgian Field Liberation Movement met geweld in Wetteren protesteerde - zijn bekend.

De betrokken Vlaamse onderzoekers van de drie onderzoeksinstellingen UGent, ILVO en VIB hebben samen met hun collega’s van de Wageningen Universiteit namelijk de onderzoeksresultaten van hun veldproefwerk gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Crop Protection.

De conclusie is éénduidig: "Voor een sterke en duurzame resistentie tegen de aardappelziekte Phytophthora is een stapeling van genen noodzakelijk".

"De veldproeven in Nederland en Vlaanderen hebben inderdaad aangetoond dat de uitgeteste genen elk een verschillende bijdrage leveren aan de resistentie. Maar het is uiteindelijk alleen de stapeling van verschillende genen die een goede resistentie geeft", aldus de Vlaamse en Nederlandse wetenschappers.

"Meer in detail: het resistentiegen afkomstig uit Solanum venturii leverde in de veldproeven de hoogste individuele bijdrage aan de resistentie, maar uiteindelijk presteerden de planten die een combinatie droegen van resistentiegenen afkomstig uit Solanum venturii, Solanum stoloniferum en Solanum bulbocastanum het beste".

Naar de toekomst toe betekent dit dat de veredeling moet inzetten op het in nieuwe rassen bij elkaar brengen van een voldoende ruime combinatie van nog niet eerder toegepaste natuurlijke resistentiegenen: "minimaal drie, maar vier of vijf is nog beter".

Ook moeten de resistentiegenen voldoende verschillend zijn. En voor een duurzaam resistentiebeheer is ook de strategische wissel van combinaties van genen in de verschillende nieuwe rassen van belang.

Het introduceren van resistentiegenen kan op verschillende manieren: via klassieke veredeling - wat veel tijd in beslag neemt - of via genetische modificatie. "Via deze laatste methode kunnen op een relatief snelle en efficiënte manier meerdere natuurlijke resistentiegenen tegelijkertijd in een aardappelras worden gebracht".

"Bovendien kan dat zonder verlies van belangrijke bestaande raseigenschappen. Bijvoorbeeld: een op die wijze resistent gemaakt Bintje blijft nog altijd een Bintje".

Voor België: werken aan resistent Bintje
Binnen het researchproject werken de UGent, ILVO en VIB samen om een duurzaam resistente Bintje-aardappel te ontwikkelen. Deze soort is in België nog altijd zeer geliefd vanwege zijn smaak en verwerkingskwaliteiten. Helaas is net het Bintje zeer gevoelig voor de aardappelziekte Phytophthora.

De drie onderzoeksinstellingen hopen er in 2017 of 2018 de eerste veldproeven mee uit te voeren. De Belgische aardappelproducerende en -verwerkende sector volgen dit onderzoeksproject naar verluidt 'met grote belangstelling'. In België worden niet alleen veel aardappelen gekweekt, het land staat vandaag ook te boek als de grootste uitvoerder van diepvriesaardappelproducten ter wereld.


ACHTERGROND
Ter herinnering: de veldproef met genetisch gewijzigde aardappelen in Wetteren zorgde destijds voor heel wat beroering. Aan de bewuste aardappelen waren minimaal één en maximaal drie natuurlijke resistentiegenen toegevoegd tegen de ‘aardappelziekte’ die veroorzaakt wordt door de wierschimmel Phytophthora infestans. De aardappelziekte vormt wereldwijd en ook in ons land de grootste bedreiging voor de aardappelteelt. Naar schatting veroorzaakt de ziekte in België alleen al elk jaar 55 miljoen euro aan economische schade. Aardappeltelers spuiten gemiddeld 15 keer per seizoen om de ziekte onder controle te houden.