• 21/06/2012

Hoe zou het zijn met het ... ITER-kernfusieproject ?

Is er voor Belgische bedrijven voldoende Return-On-Investment op de investering van de Belgische overheid in het ITER-kernfusieproject?

Trefwoorden: #fusiereactor, #ITER, #kernfusie

Lees verder

ee_art

Download het artikel in

«Het is nog vroeg, er zijn nog contracten hangende, maar over het algemeen blijkt dat goed mee te vallen», aldus Christian Dierick van ITERbelgium. «Naast enkele grote contracten hebben ook Belgische KMO’s en expertisecentra kleinere projecten binnengehaald of al gesprekken aangeknoopt voor consortiumvorming met andere Europese partners.» Opvallend is dat inzake het aantal via F4E binnengehaalde aanbestedingscontracten, ons kleine landje samen met Zwitserland zelfs op de zesde plaats staat, na Italië, UK, Spanje, Duitsland en Frankrijk.

Vandaag verrijst in Cadarache, in de Provence, op een half uur rijden ten noordoosten van Aix-en-Provence, de gigantische infrastructuur om de grootste fusiereactor ter wereld te huisvesten: 15 miljard euro aan aanbestedingen wereldwijd, waarvan méér dan 6 miljard euro exclusief aan Europese bedrijven wordt toebedeeld. Op de site verrijzen sinds kort de eerste gebouwen: de kantoren voor de toekomstige uitbating van de reactor, een assemblagehal voor de fabricage van de enorme magneetspoelen - componenten van 30 meter diameter en te groot om van elders te worden aangevoerd - en de fundering van de reactorhal voorzien van honderden anti-seismische dempers, klaar om de vloerplaat voor de reactor te ontvangen.

Christian Dierick, Belgisch ITER Industry Liaison Officer en ITER Belgium Coordinator, werkzaam bij technologiefederatie Agoria: «De planning is voorlopig nog op schema en voorziet in een eerste fusieplasma tegen 2020. Dit is weliswaar een jaar later dan voorzien, door vertragingen bij Japanse onderdelen als gevolg van de aardbeving van Fukujima vorig jaar. Verder valt bovendien te hopen dat geen roet in het eten wordt gegooid door nieuwe financieringsdiscussies in het Europese parlement of bij de vele Europese lidstaten die aan het project deelnemen.» Een terugtrekking van de Europese industrie uit dit project zou naar zijn mening een kleine technologische catastrofe betekenen: Europa heeft immers wereldwijd het technologische leiderschap op het vlak van kernfusie. Zo is bijvoorbeeld de JET-reactor in Culham bij Oxford, tot nu toe de meest performante fusiereactor ter wereld en de proeftuin voor diverse ITER-componenten, van zuiver Europese makelij.

Christian Dierick: «Europa is bovendien met méér dan 40% inbreng de grootste aandeelhouder in het gloednieuwe ITER-project. De zes andere partners en financiers in het project, elk à rato van ongeveer 10%, zijn de VS, Rusland, China, Japan, Zuid-Korea en India. Ook werd eerst na jarenlang internationaal politiek getouwtrek, beslist dat de ITER-reactor in Frankrijk wordt gebouwd. Dat levert meteen een strategische verankering op voor de Europese technologische industrie. Tenslotte is Europa, méér dan welk ander continent ook, aangewezen op invoer van energiegrondstoffen en heeft het er dus baat bij om zijn energie-onafhankelijkheid te verhogen door te investeren in onderzoek naar alternatieve duurzame energieproductie.»

België en kernfusie
Ons land is al 35 jaar betrokken in het internationale kernfusieonderzoek via de Belgische Fusie-Associatie, die bestaat uit het Instituut voor Plasmafysica van de Koninklijke Militaire School, het SCK/CEN en de ULB. Al in 1975 bouwde men op het labo plasmafysica van de KMS een kleine Tokamak, de ERASMUS Tokamak, en om plasma’s te verwarmen ontwikkelde men hiervoor zogenaamde ICRH-microgolfantennes (Ion Cyclotron Resonance Heating). Deze Belgische technologie zal nu gebruikt worden om plasma’s van deuterium en tritium, de brandstof waarop de eerste fusiecentrales zullen werken, tot 150 miljoen graden te verhitten (een exotische temperatuur, maar nodig om de brandstofcomponenten te kunnen fuseren met een netto-energieopbrengst).

Een aangepaste variant van de Belgische ICRH-antennes is intussen getest op de JET-reactor in het Britse Culham en zal in een nog grotere versie bij de ITER-reactor worden ingebouwd. Daarnaast is er ook een sterke Belgische deelname o.m. van het SCK in het onderzoek op interacties tussen plasma en reactorwand, stralingstesten op structuurmaterialen voor fusie-reactoren, onderzoek van stralingweerstand van optische en diagnostische meetapparatuur e.a. Belangrijk om weten is dat méér dan 40% van de 15 miljard euro aan contracten door de ITER-organisatie exclusief zal worden gegund aan Europese bedrijven, via een speciaal daartoe opgericht agentschap in Barcelona, F4E.

Oprichting Belgische industriecel voor ITER
Kort nadat een internationale consensus was ontstaan, eind 2006, over de locatie voor de bouw van de eerste kernfusiereactor ter wereld die 10 maal meer energie moet opbrengen dan men erin stopt, besloten diverse landen via nationale ITER-contactcellen hun industrie warm te maken voor de diverse aanbestedingen voor de bouw van de gigantische ITER-reactorinfrastructuur. Vanuit de Belgische technologiefederatie Agoria werd daarom in 2007, in overleg met de Belgische Fusie-associatie en de federale overheid, het initiatief genomen om het industrieplatform ITERbelgium op te zetten. Dat platform heeft al resultaat geboekt. Zo heeft bijvoorbeeld Vinçotte een contract in de wacht gesleept voor de controles op fabricage, lasverbindingen etc.. voor de volledige reactorinstallatie en de onderdelen die hiervoor wereldwijd worden aangemaakt.Verder heeft IBA radiofrequentie-versterkers geleverd voor testen op de fusiewandmaterialen en heeft AMOS/ALM een cryostaat gebouwd in het kader van een compensatieluik voor de Japanse ITER-partner.

Christian Dierick: «De Belgische industrie heeft expertise in huis waarop men al in de vroege ontwerpfase voor ITER een beroep deed, binnen het EFDA framework: het gaat om veiligheidsanalyses, ontwerpstudies voor warmteoverdrachtssystemen voor koeling en verwarming, etc. De maatschappij Tractebel maakt in dit verband al jaren deel uit van de ‘European Fusion Engineering and Technology’ (EFET) industriegroep voor ITER. Verder vormen ook de decennialange Belgische ervaring van Trasys Group in het domein van gegevensverwerking en controlesystemen op de JET-reactor van Culham een zeer belangrijke troef bij verdere Belgische deelname in het ITER-project.»

Belgische engineering
Belgische bedrijven dingen alvast actief mee naar contracten, zo blijkt, al dan niet in conglomeraat met andere ondernemingen. Zo stelde de Belgische firma G&G International (red: Geldof) uit Willebroek vanaf 2007 zijn kandidatuur voor de bouw van het Europese deel van het enorme reactorvat. Het werd als één van de 7 Europese bedrijven geprekwalificeerd voor verdere onderhandeling. Uiteindelijk werd het contract - het grootste tot nu toe in het kader van ITER en goed voor 294 miljoen euro - toegewezen aan een Italiaans consortium van Ansaldo Nucleare, Walter Tosto en Mangiarotti. De bouw van deze segmenten is momenteel volop in voorbereiding.

Voor een ander contract, met een waarde van 27 miljoen euro voor een adviesrol naar de bouwheer toe, was een Belgisch-Nederlands consortium van TPF-Engineering (B), Haskoning (B/NL) en DHV (NL) in de running. Het consortium werd in de finale gerangschikt maar moest het in extremis als tweede afleggen tegen het consortium Energhia.

In het kader van de toekomstige bouw van de detitriatieplant heeft het Canadese - maar van oorsprong Belgische - bedrijf Hydrogenics uit Oevel dan weer zijn kandidatuur voor de levering van hoogtechnologische electrolysers ingediend. Dat contract is nog niet toegewezen, maar de Oevelse vestiging van dat bedrijf staat te boek als een wereldleider in deze technologie.

Nog te weinig KMO’s
«Bedrijven hebben dikwijls de verkeerde perceptie dat het project ontoegankelijk zou zijn voor lokale KMO’s», stelt Christian Dierick. «Dat is onterecht, want zowel grote bedrijven als gespecialiseerde kmo’s kunnen zich kandidaat stellen voor de toelevering van uitrustingen en diensten.Dat kan gaan van portaalkranen, HVAC, ICT, robotica en cryogenie tot gespecialiseerde diensten als vertalingen, juridische bijstand en speciale oppervlaktebewerkingen. Kortom, elke denkbare technologie of dienstverlening komt in dit mega-project aan bod.»

KMO’s blijken vooral een rol te kunnen spelen in tweede lijn, als onderaannemer voor de grote kandidaat-contractanten. Een aantal van deze laatsten, waaronder Areva, Astrium en EADS, gingen tijdens een ITERbelgium-workshop over ‘Remote Handling’ in 2011 op zoek naar Belgische expertise. Ze kwamen er in contact met onder meer Verhaert Qinnetic, MPE-Butting, Udy, n-Silition, SCK-CEN, het Centre Spatial de Liège, ESAT en de Koninklijke Hogeschool Kempen.

Masters en Doctors
Een andere link die België heeft met kernfusie is het feit dat de UGent - via Prof. Guido Van Oost - aan de wieg staat van opleidingen op Master- en Doctor-niveau in Fusietechnologie en deze ook coördineert. Het opleidingsprogramma -in een samenwerkingsverband van Europese fusieonderzoeksinstituten- kadert in de Erasmus Mundus-opleidingen, ondersteund door Europa. Iterbelgium maakt deel uit van het stuurcomité van Erasmus Mundus Fusion en tracht doctorandi in contact te brengen met bedrijven die in relevante onderzoeksdomeinen geïnteresseerd zijn en rechtstreeks bijdragen tot de technische realisatie van een operationele fusiereactor tegen 2020.

In dit kader besloot UGent onlangs de Japanner Dr. Osamu Motojima te benoemen tot doctor honoris causa, niet alleen als CEO van het hele project en voor zijn onderzoekswerk, maar ook voor het stroomlijnen van ITER tot een meer projectgerichte en transparantere organisatie.


(foto’s: ITER Organization)
door Bert Belmans, Engineeringnet Magazine
in samenwerking met Christian Dierick, ITERbelgium