• 20/06/2013

Welke subsidies zijn er voor Industriële energieprojecten

Voor projecten rond energiebesparing of duurzame energie zijn er in Nederland diverse mogelijkheden op het vlak van subsidies. Energieconsultant Gerald van Dijk van SubVice licht toe welke.

Trefwoorden: #Atlas Copco, #compressoren, #energie, #energieprojecten, #gereedschap, #tools

Lees verder

Techniek

( Foto: Atlas Copco, Gerald van Dijk )

ENGINEERINGNET.NL -- Subsidies en fiscale faciliteiten zijn altijd gebonden aan wet- en regelgeving, zowel in aanvraagfase als het veelal noodzakelijke verantwoordingstraject. Voor menigeen is dat reden genoeg om een dergelijk traject eenvoudigweg niet op te starten, ook al zijn de steunmogelijkheden aanwezig.

Vaak ten onrechte wordt gedacht dat dergelijke trajecten alleen maar tijdverslindend zijn en uiteindelijk toch nagenoeg niets opleveren. En dat terwijl voor menig duurzame oplossing de subsidiemogelijkheden binnen handbereik zijn. Dat stelt althans Gerald van Dijk, Senior subsidie-adviseur bij SubVice, dat bedrijven in Nederland professioneel subsidie-advies en -ondersteuning aanbiedt.

Van Dijck: “Sinds Kabinet-Rutte I, eind 2010, is in de markt een duidelijke tendens waarneembaar richting revolving funds en fiscalisering van subsidies. Werd voorheen in de meeste gevallen ingezet op speciale subsidieregelingen, nu is er duidelijk meer belangstelling voor ‘revolving funds’ en fiscale faciliteiten."

Op de vraag welke subsidiemogelijkheden er zijn voor industriële ondernemers die energiebesparing of duurzame energie in hun organisatie willen doorvoeren, antwoordt Van Dijk: “Afhankelijk van het soort project zijn er een aantal mogelijkheden, te weten de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) in combinatie met VAMIL en de SDE+-subsidie. Mocht er tevens geïnnoveerd worden dan zijn de WBSO/RDA en eventueel de ‘revolving funds’ een optie. Afhankelijk van de vestigingsplaats kunnen tevens provinciale (of gemeentelijke) subsidies een optie zijn.

Energie-investeringsafstrek
Deze regeling is interessant voor al die ondernemers die investeren in projecten die op enigerlei wijze een link hebben naar energiebesparing of duurzame energie. Voor de energie-investeringsafstrek geldt een limitatieve lijst met bedrijfsmiddelen, die is onderverdeeld in de navolgende groepen: gebouwen, processen, transportmiddelen en duurzame energie.

Elke groep is weer onderverdeeld in categorieën, zoals warmtepompen, HR-glas, isolatie en biomassa. Van Dijk vertelt: “Hoewel het product ‘compressoren’ al jaren niet meer prijkt op deze lijst, zijn er wel degelijk mogelijkheden in deze regeling voor de compressoren. Per categorie bestaat namelijk aanvullend een generieke methode. Dit wil zeggen dat alle investeringen in bedrijfsmiddelen mogen worden gemeld, als maar wordt voldaan aan de in betreffende categorie gedefinieerde minimum of maximum besparingsnorm. Deze besparingsnormen zijn verschillend per categorie."

"Zo vallen frequentiegeregelde compressoren onder de categorie ‘processen’. De gerealiseerde energiebesparing moet in deze categorie minimaal leiden tot een jaarlijkse besparing van 0,6m3 of een maximum van 1,5m3 aardgasequivalent per geïnvesteerde euro."

"Wanneer sprake is van een vervangingsinvestering, dan mag bij de berekening van de energiebesparing worden uitgegaan van het energieverbruik van de oude compressor. Is sprake van een uitbreidingsinvestering, dan moet een vergelijk worden gemaakt met de ‘huidige stand der techniek’."

“Een voorbeeld ter illustratie: stel een onderneming kiest ervoor om een oude compressor te vervangen door een nieuwe dan kan deze regeling beslist interessant zijn om de aanschafprijs en de installatiekosten middels de EIA te laten subsidiëren. In veel gevallen kan dit al snel een voordeel opleveren van 10%. Het betreft hier immers een extra aftrekpost van 41,5% op de fiscale winst. Dit betreft een netto-bijdrage (na belasting). Als dit wordt vergeleken met echte subsidies, dan heb je het al gauw over een bijdrage van zo’n 14% op de investering (incl. montage/installatiekosten)."

Rekenvoorbeeld
Neem een investering van 100.000 euro in een frequentiegeregelde compressor die in de plaats komt van een compressor met een vast toerental.

Deze investering valt in alle gevallen onder het normale bedrijfsadministratieregime (lees: kan worden opgenomen op de balans van de onderneming, er kan op worden afgeschreven en mogelijk kan aanspraak worden gemaakt op de kleinschaligheidsaftrek).

"Daarnaast geldt in dit geval (als wordt voldaan aan de zgn. besparingsnorm) nog een energie-investeringsaftrek van 41,5% (41.500,-). Met andere woorden: 41.500,- euro x 25% VPB (vennootschapsbelasting) leidt tot een nettovoordeel van 10.375,- euro (is bruto 13.833,- euro).

Een aanvraag EIA lijkt simpel, en is dat vaak voor de bedrijfsmiddelen op de limitatieve lijst ook, want een aanvraag behelst maar 2 A4-tjes. Echter, een generieke aanvraag heeft meer voeten in de aarde, maar biedt wel mogelijkheden voor subsidiëring van een nieuwe compressor ondanks het feit dat de subsidiegever deze van de lijst heeft gehaald.

Wel moet uitgebreid worden onderbouwd waarom betreffende generiek gemelde investering, in dit geval de compressor, in aanmerking zou komen voor een bijdrage uit de EIA. Dit vergt tijd, maar ook creativiteit en kennis van de regeling. Inschakeling van een intermediair die vaker met dit bijltje heeft gehakt kan dan een uitkomst zijn.

Milieu-investeringsaftrek (MIA)
De milieu-investeringsaftrek is evenals de energie-investeringsaftrek een extra aftrekpost op de fiscale winst. Het exacte percentage is afhankelijk van de code waaronder het bedrijfsmiddel valt. Hiervoor zijn tabellen beschikbaar (zie kader).

Legenda bij de milieulijst
Uitleg letter A t/m G

A = 27% MIA + VAMIL
B = 13,5% MIA + VAMIL
C = alleen VAMIL
D = alleen 27% MIA
E = alleen 13,5% MIA
F = 36% MIA + VAMIL
G = alleen 36% MIA

Van Dijk vertelt: “Als een bedrijf aanspraak maakt op MIA, dan kan in sommige gevallen tegelijk ook een beroep worden gedaan op de VAMIL-regeling (combinatieregeling). Hiervoor is slechts één aanvraag nodig. Evenals voor de EIA geldt ook voor de MIA een lijst met bedrijfsmiddelen, de zogeheten ‘milieulijst’."

"Compressoren bijvoorbeeld die vallen bij deze lijst onder de categorie A 1009 (Compressor voor biologische productie of verwerking). Stel dat 10.000 euro wordt geïnvesteerd in een nieuwe compressor die voldoet aan gestelde voorwaarden, dan geldt er een milieu-investeringsaftrek van 27%, die uiteindelijk op de winst van de onderneming in mindering mag worden gebracht."

"Van kracht is in dit geval ook de VAMIL-regeling. Dit is een vrije afschrijvingsregeling, dus in plaats van afschrijven binnen de normale afschrijvingstermijn mag zo’n compressor versneld worden afgeschreven in een zelf te bepalen termijn. Dit is gunstig voor de liquiditeitspositie van de onderneming en leidt tot een rentevoordeel."

"Het indienen van een EIA of MIA-aanvraag kan in beide gevallen pas na opdrachtverstrekking, en dan wel binnen een periode van 3 maanden. Deze termijn is zeer hard. Te laat is te laat, ook al wordt aan alle inhoudelijke voorwaarden voldaan. Binnen een tijdsbestek van 1 tot 3 maanden, na het indienen van de aanvraag, is over het algemeen een besluit genomen."

SDE+-subsidie
De SDE+-subsidie stimuleert de productie van duurzame energie en richt zich op bedrijven en (non-profit) instellingen. Er kan subsidie worden aangevraagd voor de productie van duurzame energie, duurzame warmte of gecombineerde opwekking van duurzame warmte en elektriciteit of groen gas. De subsidie bestaat uit een bijdrage over meerdere jaren in de productiekosten van duurzame energie, zoals biomassa, zonne-energie, aardwarmte en groen gas.

Evenals bij de voorgaande regelingen is ook deze subsidie onderverdeeld in groepen, te weten: biomassa, geothermie, water, wind en zon. Voor kopers van bijvoorbeeld biovergassingsinstallaties is dit dus interessant. Zij kunnen namelijk een beroep doen op de energie-investeringsaftrek voor de gedane investering en bovendien op de SDE+-subsidie voor de productie van duurzame energie ter compensatie van de onrendabele top in de gemaakte exploitatiekosten.

Van Dijk vertelt: “Deze regeling heeft voor 2013 een budget toegewezen gekregen van € 3 miljard en is in diverse fasen onderverdeeld. Hoe later het verzoek wordt ingediend, des te hoger is de bijdrage per kWh/m3. Daarbij dient echter wel te worden aangetekend dat de subsidie wordt toegekend volgens het principe ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’. In de eerste fase is de kans op goedkeuring veruit het grootst, maar de bijdrage het laagst. Denk dus goed na over het moment waarop je het verzoek wilt indienen.”

Binnen drie maanden na indienen wordt bekend gemaakt of de aanvraag wordt toegekend. De subsidie die wordt toegekend is een maximumbedrag. De uiteindelijke hoogte wordt per jaar berekend op basis van de hoeveelheid subsidiabele hernieuwbare energie die daadwerkelijk wordt geproduceerd.

‘Revolving funds’
De laatste jaren wordt meer en meer gebruik gemaakt van ‘revolving funds’. Dit zijn risicodragende, achtergestelde kredieten, interessant voor bedrijven die druk doende zijn met een technische innovatie. Omdat het krediet bij succes weer wordt terugbetaald, is het voordeel voor de overheid dat een subsidie-euro vaker ingezet kan worden.

Essentieel hierbij is dat de innovatiecomponent hoger moet liggen dan bij een zogeheten WBSO. Een WBSO is bedoeld voor een technische innovatie die technisch nieuw is voor de aanvrager. Bij deze kredieten ligt de norm op technische nieuwheid voor Nederland. Op de vraag hoe dit in de praktijk wordt getoetst, antwoordt Van Dijk: “Afhankelijk van de regeling. De WBSO wordt als een papieren beoordeling uitgevoerd. Een beoordelingstraject van een risicodragend krediet heeft meer voeten in de aarde en men zal vooraf ook zeker gesprekken willen voeren met de ondernemer”.

Achteraf wordt bij circa 10% van de WBSO-aanvragers een zogenaamd controlebezoek uitgevoerd door de subsidiegever. Zij controleren dan of is voldaan aan de administratieve verplichtingen, en of het project inhoudelijk is uitgevoerd zoals is aangevraagd en goedgekeurd. Bij een krediet wordt daarnaast beoordeeld of de innovatie technisch is geslaagd of niet.

Stel de innovatie is technisch gesproken mislukt, dan wordt het verleende krediet omgezet in een subsidie die dan niet meer hoeft te worden terugbetaald. Als het technisch gezien wel een succes wordt, maar economisch niet dan moet het innovatiekrediet nadien wel terugbetaald worden. Het economisch risico wordt namelijk gerekend tot normaal ondernemersrisico. Het krediet moet voor de start van een project worden aangevraagd. WBSO kan gedurende het proces worden aangevraagd, op ieder gewenst moment, maar aanvragen met terugwerkende kracht zijn niet mogelijk.

Toekomst
Van Dijk: “Voor 2014 is het huidige kabinet momenteel druk doende om verder te besparen op subsidies. Desalniettemin blijft het zinvol om altijd de mogelijkheden die er zijn onder de loep te nemen en daar op een creatieve, maar bovenal juiste wijze, mee om te gaan. In de praktijk is al regelmatig gebleken dat dit uitermate lonend is.


ACHTERGROND
SubVice is een onderneming die met name technische bedrijven ondersteunt bij het zoeken naar subsidiemogelijkheden, maar ook werk uit handen neemt door het zelf schrijven van de aanvragen. Daarnaast – en dat is tevens waar het vaak fout gaat als ondernemers het zelf doen – begeleidt SubVice de ondernemers in het administratieve verantwoordingstraject. Onder meer in samenwerking met Atlas Copco rondde het bedrijf voor meerdere opdrachtgevers generieke EIA-trajecten succesvol af.