UGent scant ondergrond Westhoek op zoek naar WO I-munitie

De Universiteit Gent bracht met een geavanceerde scanner de ondergrond in kaart van slagvelden uit WO I. Resultaat? Tot wel 420 stukken metaal per hectare.

Trefwoorden: #bodemonderzoek, #munitie, #scannen, #UGent, #wereldoorlog I, #WO I

Lees verder

Magazine

( Foto: © Timothy Saey )

ENGINEERINGNET.BE - Het is iets wat elke landbouwer in de Westhoek wel eens overkomt: bij het omploegen van de bodem komen granaten uit de Eerste Wereldoorlog aan de oppervlakte te liggen.

Niemand kijkt er nog van op, maar af en toe loopt het nog mis: het mechanisme ontwaakt en het kruit ontploft. Sinds het einde van WO I leidde dat tot meer dan 350 doden en een veelvoud aan gewonden.

Het laatste slachtoffer viel in 2014. De UGent besloot de ondergrond te scannen met een bodemsensor.

Krachtige bodemsensor
Sinds een aantal jaar verricht de UGent archeologisch onderzoek met een elektromagnetische inductie-sensor (EMI-sensor). Die sensor wordt aan een quad bevestigd en in parallelle lijnen over een gebied heen en weer getrokken.

Door een elektromagnetisch veld uit te zenden registreert de sensor elke achtste van een seconde zowel de elektrische als de magnetische eigenschappen van de ondergrond.

Bio-ingenieur Marthe Smetryns: “Door met de bodemsensor een veld in de vroegere frontzone te scannen, kregen we een beeld van wat zich onder het oppervlak bevindt. Een metalen voorwerp, zoals een gietijzeren granaat, contrasteert sterk met de bodem. Door een samenspel van elektrische en magnetische velden vertonen de metingen boven het metaal een duidelijke afwijking. Zo kunnen we begraven metalen voorwerpen lokaliseren vanop het bodemoppervlak.”

Die gebiedsdekkende metingen zorgen voor een beeld van de ondergrond. Om dit beeld met de werkelijkheid te vergelijken graafden de onderzoekers een aantal al dan niet ontplofte granaten op. Op basis van deze informatie stelden ze een diepte- en massamodel op.

“Zo konden we een onderscheid maken tussen de signalen van een ondiep gelegen verloren hoefijzer en een 40 kilogram zware, dieper gelegen granaat”, aldus Smetryns.


foto: UGent

Tientallen granaten opgegraven
Tijdens de opgravingen werden tientallen exemplaren niet-ontplofte munitie ontdekt: van kisten gevuld met handgranaten tot chemische gasgranaten en schrapnelgranaten.

Op een landbouwveld dat in het centrum van zware beschietingen lag, bevonden zich volgens het opgestelde model nog zo’n 420 stukken metaal per hectare, en dat allemaal niet dieper dan 1 meter onder de grond. Velden die aan de rand van de frontzone lagen bevatten de helft minder metaal.

Verder bleken landbouwgebieden die regelmatig geploegd werden minder restanten te bevatten dan velden die sinds de oorlog ongestoord werden gelaten.

Het vriest obussen uit de grond
Zelfs 100 jaar na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog blijven obussen dagelijkse kost voor de inwoners van de vroegere frontzone. Hoe dat komt?

Smetryns: "Eerst en vooral was er het enorme aantal granaten dat tijdens de oorlog werd afgevuurd. Om een idee te krijgen: vlak voor de Derde Slag om Ieper in 1917 werden al vier miljoen granaten afgevuurd in twee weken tijd, en dat enkel door de Britten. Maar niet al die granaten ontploften. Sommige zonken weg in de modder, bij andere faalde het ontstekingsmechanisme. Naar verluidt ontplofte 10 tot 15 procent van de afgevuurde granaten niet, goed voor honderdduizenden actieve oorlogstuigen in Vlaamse bodem."

Een tweede reden waarom men nog steeds obussen vindt, ligt in het heden: door de ontwikkeling van zwaardere tractoren gaan landbouwers steeds dieper ploegen en bereiken ze de dieper gelegen granaten.

Bovendien wordt veel landbouwgrond langzaamaan bebouwd. Bij die werkzaamheden worden vrij diep funderingen uitgegraven. En er is nog een natuurlijke oorzaak: door de vorst stijgen de granaten.

"In de Westhoek vriest het dus geen stenen maar obussen uit de grond", aldus Smetryns. "Vlak na WO I dacht men nochtans dat het bergen van de munitie een kwestie van maanden zou zijn.

Ons onderzoek bewijst dat bijna 100 jaar later de klus nog lang niet geklaard is.”