ENGINEERINGNET.BE - De researchers vergeleken de scores van volwassenen en kinderen op een identieke taak maar onder drie verschillende omstandigheden: alleen in de testkamer, met leeftijdsgenoten erbij, dan wel met sociale, artificieel intelligente robots erbij.
Wat blijkt? Vaak ‘conformeren’ volwassenen. Ze passen hun mening aan aan wat anderen zeggen. Meestal bieden ze echter wel weerstand tegen de invloed van robots. Kinderen minder.
Kinderen (van 7 tot 9 jaar) in dit onderzoek, gaven vaker dezelfde antwoorden als de robot, ook als die pertinent fout waren. Wie de test alleen aflegden, scoorden gemiddeld 87%.
Die score zakte naar 75% wanneer ze de test deden samen met een robotje. Gaven kinderen een fout antwoord, dan was dat in driekwart (74%) van de gevallen onder invloed van de robot.
Het onderzoek, dat geleid werd door Anna Vollmer (Universiteit van Bielefeld, Duitsland) en professor in de robottechniek Tony Belpaeme (UGent en Universiteit van Plymouth), bouwt op het Asch-paradigma.
Die oorspronkelijke test (uit de vijftigerjaren) laat proefpersonen aangeven welke twee van de vier lijnen op een scherm even lang zijn. In hun eentje hebben de testpersonen het zelden fout. Maar samen met anderen, zijn ze geneigd om te volgen wat die zeggen, ook wanneer ze weten dat het antwoord niet klopt.
"Wat onze resultaten laten zien, is dat volwassenen hun mening niet conformeren aan wat robots zeggen. Maar kinderen blijken dat wel te doen”, zegt Prof. Tony Belpaeme (UGent & Universiteit van Plymouth). “Zij hebben misschien meer affiniteit met robots dan volwassenen. De studie roept de vraag op: wat als robots suggesties zouden doen rond koopgedrag, of over wat je moet denken?"
De onderzoekers besluiten dat er een maatschappelijk debat moet komen over mogelijk misbruik, nu sociale robots als hulpmiddel worden ingezet in het onderwijs en in therapieën.
“In deze toepassingen bevindt de robot zich in een positie waarin de verstrekte informatie een aanzienlijke invloed kan hebben op de personen met wie ze communiceren. Er is discussie nodig over de vraag of er beschermende maatregelen, zoals een regelgevend kader, moeten zijn die het risico voor kinderen minimaliseren tijdens sociale interactie tussen kind en robot en welke vorm die regelgeving kan aannemen om de veelbelovende ontwikkelingen niet nadelig te beïnvloeden.”