Onderzoek & Innovatie: welke rol kunnen ingenieurs spelen?

Door zowat alle trendwatchers is 'disruptie' het kernwoord van 2015 genoemd. Organisaties beseffen dat ze op alle vlakken moeten innoveren. Welke rol kunnen ingenieurs daarin spelen?

Trefwoorden: #ingenieurs, #ingenieursbarometer, #innovatie, #onderzoek, #USG Engineering

Lees verder

HR

( Foto: CERN/Robert Cailliau )

Download het artikel in

ENGINEERINGNET.BE - De materie werd tentatief aangesneden tijdens de rondetafel die het hr-bureau USG Engineering organiseerde in het kader van zijn Ingenieursbarometer. Het eerste deel van dit verslag las u in het vorige nummer van dit magazine.

Kathleen Dupont: Volgens mij kunnen ingenieurs op dat vlak een grote rol spelen vanuit twee hoedanigheden: die van onderzoeker en die van ondernemer.

Wilson De Pril: De ingenieursopleiding is erg veelzijdig. Daardoor liggen er voor iedereen, naargelang van zijn of haar intellect, inzet en persoonlijkheid, diverse carrièrekansen open. En het is een evidentie dat ingenieurs een belangrijke rol spelen bij innovatie. Zo liggen ze dus aan de basis van vooruitgang waar iedereen beter van wordt, zeker de mindergeschoolden.

Ken Peeters: Dat is bij Lidl zeer zeker het geval. We bouwden vroeger heel eenvoudige/standaard supermarkten en laten we eerlijk zijn, niet echt knappe staaltjes van techniek en esthetiek. Maar we zijn geëvolueerd naar duurzame gebouwen met veel nieuwe en hoogstaande technologieën , bijvoorbeeld op vlak van IT, koeling.

Dat bewijst enerzijds nog maar eens dat innovatie niet iets is dat enkel is weggelegd voor industriële bedrijven. Anderzijds heeft innovatie bovendien met meer te maken dan technologie alleen, het is een bewuste strategische keuze, een bepaalde mindset. Het is overduidelijk dat ingenieurs een belangrijke rol te spelen hebben, wanneer je de elementen technologie, strategie en mindset wenst te combineren.

Bruno Monteyne: Ik kom in dit verband graag terug op wat Wilson De Pril eerder zegde: er moet ook bij de ingenieurs bereidheid zijn om altijd bij te leren.

Bij ons bijvoorbeeld kunnen ze eigenlijk onmogelijk even goed een schip kennen als de kapiteins die ermee varen, maar ze moeten bereid zijn daar ook van te leren. Om innovatief te zijn moeten ingenieurs een beetje afstappen van de vaak specialistische kennis waar ze naar neigen.

Saskia Kinds: De vraag blijft toch een beetje of zij ook voldoende leren dat ze bereidheid moeten tonen om van anderen te leren.

Fons Leroy: Ik kan me in die opmerking vinden. Ik denk bijvoorbeeld dat er toch meer alertheid zou moeten zijn voor open innovatie.

Alex Massoels: Ik denk dat we moeten opletten dat we de term innovatie niet te letterlijk nemen. Want dat hoeft niet noodzakelijk over spectaculaire vernieuwingen te gaan.

Innovatie is eigenlijk ook 'operational excellence' en daar kunnen ingenieurs, naargelang hun eigen voorkeuren en specialisaties, ook belangrijke bijdragen voor leveren.

Wilson De Pril: Innovatie kent verschillende facetten en gradaties, maar ingenieurs blijven daarin essentieel. Zowel voor productie en productontwikkeling als bedrijfsorganisatie is er nood aan stapsgewijze verandering maar zeker ook aan doorbraken. Een drang naar vernieuwing is steeds een troef.

André Ghysens: Ik vind dat dit geen excuus mag zijn om zich achter te verstoppen. Organisaties die een cultuur creëren rond innovatie en creativiteit en die hun medewerkers een zo groot mogelijke vrijheid gunnen, zullen daar volgens mij ook heel wat vruchten van kunnen plukken.

Laten we ook niet vergeten dat ingenieurs een natuurlijke drang hebben om sceptisch te zijn. Als Elon Musk beweert dat hij in staat is om een nieuwe raket te bouwen voor één derde van de normale prijs, dan gaan ingenieurs bijna automatisch aan de slag om te zien of die bewering ergens op slaat, dan wel tot het rijk der fabelen behoort.

En uit dat onderzoek komen ook weer nieuwe zaken naar voor. Het natuurlijke scepticisme van ingenieurs kan innovatie eigenlijk ook een forse boost geven.

Kathleen Dupont: Dat is net wat ik bedoel als ik het over de combinatie tussen onderzoeken en ondernemen heb.

Fons Leroy: Het is goed als mensen de vrijheid krijgen om die kritische ingesteldheid aan te wenden. Wat organisaties inderdaad zeker niet zouden mogen doen is de talenten van al die mensen enigszins kortwieken door hen op te sluiten in competentieprofielen.

André Van Damme: Ik heb ook al vastgesteld dat men mensen die in een studiebureel werken, vaak vleugellam maakt, vanuit de schrik dat ze naar elders zullen verkassen.

Maar gebeurt dat nog veel? Krijgen mensen kansen genoeg of moeten we schrik hebben voor een 'brain drain'?

Wilson De Pril: Uiteraard zijn er altijd mensen die zich beter thuis voelen in de incubatorsfeer van Silicon Valley. Maar ik denk niet dat we echt angst moeten hebben voor het vertrek van al onze briljantste mensen naar het buitenland. We moeten ze wel met hun ervaring proberen terug naar hier te halen.

Jochen Bultinck: Als je ziet wat onze ingenieurs hebben ontwikkeld rond de HST, dan kan je niet anders dan vaststellen dat dit werk van hoogstaand niveau is.

Er is ingenieurstalent genoeg om prachtige zaken te doen waarop we fier kunnen zijn. Dat dan van landen zoals India belangstelling komt voor die realisaties, is terecht, maar het moet ons niet meteen doen vrezen dat de beste ingenieurs allemaal zullen vertrekken.

André Van Damme: Ik zie geen enkele reden waarom Vlaanderen niet het Silicon Valley van de elektrische wagen zou kunnen worden. Behalve dan misschien deze die Wilson De Pril al heeft aangehaald: we moeten dringend komaf maken met de overreglementering.

Maar los daarvan zie ik toch ook veel positieve signalen, zoals een steeds verder gaande samenwerking met de universiteiten. Op die manier hebben wij bijvoorbeeld een centrum voor recyclage opgericht.

Wilson De Pril: Ik zou wel graag zien dat professoren nog meer verplicht worden om, zoals aan Duitse universiteiten gebeurt en in het Massachussets Institute of Technology, ook ondernemings­activiteiten uit te oefenen.

Saskia Kinds: Ik denk dat we de essentie van wat rond de tafel is gezegd, kunnen samenvatten door te zeggen dat de ingenieurs een toonaangevende rol kunnen blijven spelen om industriële activiteiten hier te houden, dat ze enerzijds meer vrijheid moeten krijgen om te in­ noveren, maar dat ze anderzijds wel nog meer moeten openstaan om continu te leren. Voorts lijkt het me duidelijk dat er ook blijvend moet worden gewerkt aan de instroom van ingenieurs, onder andere door aan de ouders duidelijk te maken dat technische loopbanen enorm gevarieerd zijn en een zeer mooie beroepscarrière kunnen opleveren.


Kader:
Ingrid Daubechies

Een dame om 'u' tegen te zeggen: de Limburgse wiskundige Ingrid Daubechies. Zij voltooide in 1975 haar studie fysica aan de Vrije Universiteit Brussel, en ging in 1987 werken in een onderzoeksgroep van AT&T Bell Labs in de VS.

Dat zelfde jaar deed ze haar bekendste ontdekking: de constructie van 'Quadrature Mirror Filterbanks', die aan de basis liggen voor compacte waveletdecompositie.

Deze zijn van groot belang in de beeldcompressie en liggen aan de basis van de JPEG 2000-standaard om gemakkelijker foto's via het internet te versturen. Sinds 1993 is de Limburgse Daubechies hoogleraar aan de Princeton-universiteit in de VS.


(bron: Wikipedia)

Kader:
Opmerkelijk

Slechts de helft van de ingenieurs vindt dat Belgische uitvindingen tot de wereldtop behoren. Van heel wat uitvindingen is niet geweten dat ze Belgisch zijn. Enkel van de saxofoon en de praline weet meer dan de helft van de professionals dat ze Belgisch zijn. 58% van de vrouwelijke ingenieurs weet eveneens dat de pil een Belgische uitvinding is.


Kader:
Mede-uitvinder van het World Wide Web: ir Robert Calliau

Dat ingenieurs aan de basis kunnen liggen van ingrijpende innovaties, bewijst de Vlaming Robert Calliau. Hij was mede-oprichter van het World Wide Web en ontgetwijfeld één van de invloedrijkste personen uit de recente geschiedenis. Een portret.

Robert Cailliau (Tongeren, 26 januari 1947) studeerde in 1969 af aan de Rijksuniversiteit Gent als burgerlijk ingenieur in de werktuigkunde en elektrotechniek. In 1971 behaalde hij ook een MSc van de University of Michigan in Computer, Informatie en Control Engineering 1971.

Cailleau is een Belgische informaticus en samen met de Brit Tim Berners-Lee één van de uitvinders en grondleggers van het wereldwijde web. In december 1974 begon hij te werken bij CERN in de Proton Synchrotron-afdeling, aan het controlesysteem van de versneller.

In april 1987 verliet hij deze afdeling om groepsleider te worden van Office Computing Systems in de Data Handling-division. In 1989 werkten beide aan een hypertext-systeem om documenten van en gerelateerd aan CERN op te vragen, te wijzigen en terug te sturen. Samen besloten ze om zich volledig te concentreren op Tims project. Robert nam het management op zich. Hij moest de beste krachten naar Genève halen.

In 1993 begon Cailliau in samenwerking met het gekende Duitse Fraunhofer-Gesellschaft het eerste webproject van de Europese Commissie voor informatieverspreiding in Europa. In december 1993 organiseerde hij de eerste International WWW Conference, die in mei 1994 bij CERN werd gehouden.

Deze conferentie bracht 380 internetpioneers bij elkaar en wordt nog elk jaar georganiseerd. Een mijlpaal in de ontwikkeling van het internet. Cailliau was tot 2002 lid van het Comité en verliet CERN in januari 2007.


(bron: Wikipedia)