• 08/03/2013
  • |     BB

Doctoraat: oog in oog met de Campylobacter-bacterie

Het Instituut voor Landbouw en Visserij Onderzoek - heeft bacterie Campylobacter al een tijd in het vizier. Doctorandus Joris Robyn spitst zijn onderzoek toe op vleeskippen.

Trefwoorden: #Campylobacter, #Enteroccocus, #ilvo, #Joris Robyn, #vleeskip

Lees verder

research

( Foto: ILVO )

ENGINEERINGNET.BE -- Elk jaar worden zowat 200.000 Europeanen ernstig ziek door met Campylobacter besmet voedsel te eten. Het werkelijke aantal getroffen mensen ligt vermoedelijk vele malen hoger.

ILVO – het Instituut voor Landbouw en Visserij Onderzoek - heeft deze bacterie al een tijd in het vizier. Maar voorlopig blijven allesomvattende beheersingsstrategieën uit, al kon Joris Robyn in zijn doctoraatsonderzoek wel een aantal nuttige wegwijzers voor de toekomst uitzetten.

Vandaag (8 maart 2013) verdedigt Joris Robyn van ILVO zijn doctoraatsstudie “In vitro and in vivo evaluation of measures to control Campylobacter jejuni in broilers” aan de Faculteit Diergeneeskunde (UGent).

Het is geen toeval dat hij zijn onderzoek toespitste op vleeskippen. Internationale studies verbinden Campylobacter immers in de eerste plaats met kippenvlees.

Twee belangrijke problemen daarbij zijn dat (1) de bacterie niet pathogeen is voor kippen (de pluimveehouder merkt dus niks) en dat (2) ze vrij lang kan overleven in vochtige omstandigheden en zich razendsnel kan verspreiden doorheen de aanwezige kippentoom.

Bovendien kan Campylobacter zich bijzonder goed verschuilen voor bestrijdingsmiddelen in afgeschermde gebieden van het darmstelsel van de kip (waar ze in massale hoeveelheden voorkomt), of in de huid van de geslachte kip (waar de thermotolerante bacterie zich handhaaft in koude opslagtemperaturen).

Daarom beoogt Robyn in zijn studie beloftevolle in vitro maatregelen tegen de bacterie te identificeren en na te gaan of dergelijke maatregelen eveneens met succes inzetbaar zijn bij levende vleeskippen.

Zo zou je, in vivo, de Campylobacter aantallen in de ceca ten minste tien keer kunnen verlagen. Want die blinde darm is de enige omgeving in de voedselketen waar de pathogene bacterie zich kan vermenigvuldigen. Vanuit deze ceca kan de pathogene bacterie tijdens transport en slacht het vlees extern besmetten.

Dat besmette vlees kan dan vervolgens via bewerking, kruiscontaminatie en consumptie voor infecties zorgen bij de mens. Met andere woorden: als we de kolonisatie of de uitscheiding van de bacterie bij braadkippen kunnen beteugelen, dan reduceren we het aantal humane campylobacteriosisgevallen.

Via een simulatie van de kippendarm werden probiotische bacteriën getest die in vitro de strijd met Campylobacter bleken aan te gaan.

Eén welbepaalde probiotische Enteroccocus faecalis stam lijkt de kolonisatie te kunnen vertragen, maar dat haalt de druk niet echt van de ketel: bij een hoge infectiegraad wordt de kolonisatie van én transmissie tussen kuikens niet verhinderd.

Vervolgens ging Robyn na of een aantal plantaardige componenten in staat waren de groei of overleving van Campylobacter in vitro en in vivo te beïnvloeden. Zo bleken bepaalde dosissen van een gestabiliseerd lookextract (allicine) uiterst actief tegen Campylobacter in de fermentor, die de blinde darm van een kip nabootst. Maar bij echte kippen eindigt dit succesverhaal.

Eén van de verklaringen is dat de bacterie zich in de slijmwand (mucus) van de darm kapselt en daar raken de geteste componenten blijkbaar niet voldoende doorheen of wordt hun werking gedeeltelijk vernietigd.

Wel blijkt alweer dat bij een lage infectiedruk deze allicine een mogelijke vertraging van de kolonisatie door de bacterie in de hand zou kunnen werken. Hiervoor is wel nog bevestiging nodig in verder onderzoek.

Kortom: uit Robyns onderzoek kunnen we afleiden dat we onder de geteste vorm noch allicine noch de E. faecalis stam therapeutisch tegen Campylobacter besmetting kunnen inzetten in de dagdagelijkse praktijk.

We hebben voor dat verschil in in vitro en in vivo resultaten nu wel enkele mogelijke verklaringen. Derhalve kon Robyn een aantal opties voorstellen voor verder onderzoek om in vivo anti-Campylobacter maatregelen te optimaliseren.