Elia en natuurverenigingen willen aantal ’draadslachtoffers’ verminderen

Het netwerk aan hoogspanningsleidingen dat ons land doorkruist, is levensgevaarlijk voor vogels. Natuurverenigingen en Elia willen hier samen wat aan gaan doen.

Trefwoorden: #draadslachtoffer, #elektriciteit, #elia, #hoogspanning, #hoogspanningsleiding, #vogelbescherming, #vogels

Lees verder

Nieuws

( Foto: Wikipedia )

ENGINEERINGNET.BE - Elia en natuurverenigingen willen minder vogels die tegen lijnen vliegen.

Het netwerk aan hoogspanningsleidingen dat ons land doorkruist, maakt naar schatting in België elk jaar 170.000 à 500.000 draadslachtoffers. Sommige leidingen zijn voor vliegende vogelsnagenoeg onzichtbaar. Zeker bij mist, schemerduister of ’s nachts.

Netwerkbeheerder Elia vroeg aan Aves, Natuurpunt, Vogelbescherming Vlaanderen en het INBO om alle ‘zwarte lijnen’ in kaart brengen. Op basis van deze studie zal Elia aanpassingen aan haar hoogspanningsnetwerk voorzien in een poging om het aantal draadslachtoffers drastisch te verlagen.

Vooral de dunne aardingskabels bovenaan elke hoogspanningslijn vormen vaak een verraderlijk obstakel voor vogels. Er bestaan echter gerichte oplossingen om het risico op botsingen aanzienlijk te verkleinen.

Zo kunnen de kabels worden voorzien van ‘bakens’. Dit zijn ronde (vaak wit of rood gekleurde) bollen die de zichtbaarheid van de hoogspanningslijn kunnen verhogen waardoor het aanvaringsrisico voor vogels significant kan worden ingeperkt.

De hoogspanningslijnen kunnen ook worden uitgerust met opvallende ‘vogelkrullen’, een maatregel die al goed is ingeburgerd in Frankrijk en Spanje. Omdat het voor de netwerkbeheerder niet mogelijk is om de 5.500 km bovengrondse hoogspanningsleidingen onder de grond te leggen, zou dat een haalbaar en efficiënt alternatief kunnen zijn.

Om die gevaarlijke ‘zwarte lijnen’ te identificeren werd voor ‘aanvaringsgevoelige’ soorten (o.a. meeuwen, eenden, reigers) een uitgebreide analyse uitgevoerd op basis van alle beschikbare datasets.

Gegevens van midmaandelijkse watervogeltellingen, data over het aantal meeuwen op de grote meeuwenslaapplaatsen, locaties van Blauwe reiger- en Aalscholverkolonies, gegevens over de belangrijkste trekroutes: al deze data, grotendeels ingezameld door een uitgebreid netwerk van vrijwilligers, maakten het mogelijk om voor die aanvaringsgevoelige soorten de hotspots in kaart te brengen.

Door de ligging van deze hotspots te vergelijken met de trajecten van het hoogspanningsnetwerk konden de gevaarlijkste zones - de ‘zwarte lijnen’ - worden geïdentificeerd.

Op die manier kon voor elke hoogspanningslijn een ‘risicoscore’ worden berekend.