Europese wetenschappers waarschuwen voor gebruik van neonicotinoïden

De Academies van Wetenschappen in EU-lidstaten stellen dat er snel toenemend wetenschappelijk bewijs is dat neonicotinoïden belangrijke negatieve effecten hebben op de natuur.

Trefwoorden: #EASAC, #European Academies' Science Advisory Council, #landbouwgebied, #natuur, #negatieve effecten, #neonicotinoïden, #oriëntatievermogen, #roofinsecten, #voedselzoekgedrag, #Wageningen University, #wilde bestuivers

Lees verder

research

( Foto: Wikipedia )

ENGINEERINGNET - Hierbij gaat het onder andere om organismen, die belangrijke functies vervullen in het landbouwgebied, zoals wilde bestuivers en roofinsecten die een rol spelen bij de biologische bestrijding van plagen. Eén van de opstellers van het rapport is professor Frank Berendse van de Nederlandse Wageningen University.

De wetenschappers concluderen dat zeer lage concentraties van neonicotinoïden al belangrijke effecten kunnen hebben, wanneer deze gedurende langere periodes in het milieu aanwezig zijn.

Het gaat daarbij om significant negatieve invloeden op oriëntatievermogen, voedselzoekgedrag en weerbaarheid tegen virusziektes en parasieten die uiteindelijk tot het verdwijnen van soorten kunnen leiden.

De nationale Academies van Wetenschappen binnen de EU hebben met elkaar de European Academies' Science Advisory Council (EASAC) opgericht om onafhankelijk advies te geven aan Europese politici.

EASAC-rapporten zijn samengesteld door experts uit alle deelnemende landen en worden, na externe wetenschappelijke beoordeling, alleen gepubliceerd als ze unaniem door de landelijke Academies van Wetenschappen worden gesteund.

Het EASAC-rapport stelt dat de honingbij een bijzondere positie inneemt. Het wel en wee van de honing wordt mede bepaald door de verzorging door imkers. Veranderingen in het aantal bijenvolken worden mede bepaald door socio-economische factoren.

Ook zorgt de heel grote omvang van honingbijenkolonies voor een grotere weerbaarheid, dan bijvoorbeeld hommels met veel kleinere kolonies of kleinere, wilde bijensoorten die geen kolonies vormen.

Er zijn weliswaar gedurende de laatste jaren grotere verliezen van bijenvolken vastgesteld, maar het is moeilijk om een eenduidige langetermijntrend vast te stellen.

Maar veel andere soorten zijn gedurende de laatste tientallen jaren ook sterk in aantal achteruitgegaan. Het gaat daarbij om wilde bijen, zweefvliegen, dagvlinders, nachtvlinders, loopkevers en akkervogels. Er is reden om ook aandacht aan deze groepen te besteden en de aandacht niet alleen op de honingbij te richten.

Het rapport is gericht op onderzoek vanaf 2012: laboratoriumonderzoek, kasexperimenten, veldexperimenten en beschrijvende studies in het veld waarbij het verband is onderzocht tussen concentraties neonicotinoïden in het milieu en de aanwezigheid of dynamiek van diersoorten.

Elk van deze benaderingen heeft noodzakelijkerwijs zijn eigen tekortkomingen. Lab-experimenten vinden plaats onder omstandigheden die vaak anders zijn dan de omstandigheden in het veld, terwijl beschrijvende studies wel een correlatie kunnen blootleggen, maar geen sluitend bewijs leveren voor de werkelijke oorzaken.

Een groot deel van het maatschappelijk debat heeft zich steeds gericht op de zwakheden van de afzonderlijke benaderingen. Het EASAC-rapport concludeert echter dat wanneer naar de verschillende benaderingen in samenhang met elkaar wordt gekeken er wel degelijk sprake is van een snel toenemend bewijs voor belangrijke negatieve effecten op groepen wilde organismen die een belangrijke functionele rol kunnen spelen in het landbouwgebied.

De commissie stelt vast dat met name het grootschalige gebruik uit voorzorg van neonicotinoïden in de vorm van zaadcoating leidt tot een onnodig grote verontreiniging van het milieu.

De giftige verbindingen in de zaadcoating komen binnen enkele weken voor het overgrote deel in de bodem terecht. Deze wijze van plaagbestrijding staat in contrast met EU-beleid over ‘Integrated Pest Management’.

Dit houdt onder meer in dat er pas gespoten wordt, wanneer schade aan het gewas door bijvoorbeeld bladluizen een vastgestelde drempelwaarde heeft overschreden.

Er wordt in Europa veel geïnvesteerd om in het buitengebied de verloren gegane natuur te herstellen. Er zijn inmiddels sterke aanwijzingen dat het gebruik van neonicotinoïden de mogelijkheden daartoe sterk beperkt.

Samenvattend is het toestaan van het grootschalig gebruik van deze verbindingen niet in overeenstemming met eerder uitgezet EU-beleid.