• 14/02/2013

Tips & tricks voor het aanleggen van een gasdistributiesysteem

Voor het leveren, opslaan en intern distribueren van lasgassen bestaan verschillende concepten.

Trefwoorden: #Air Products, #cilinders, #gasdistributie, #Gasinstallatie, #lassen, #snijden

Lees verder

maint_art

Download het artikel in

Deze variëren van individuele cilinders met daarop aangesloten een reduceerventiel tot meerdere cilinderpacks, die aangesloten zijn op een cilindercentrale. Ronald Riepe, manager Gas Installation Services bij Air Products, geeft advies. Waar houdt u rekening mee?

Bij het ontwerp en de aanleg van gasdistributiesystemen komt heel wat kijken. Men moet onder meer rekening houden met de cilinders of tanks, het leidingmateriaal, voorschriften en het onderhoud. «Wij leveren complete leidingsystemen voor de distributie van lasgassen in bedrijven», zegt Ronald Riepe, «maar ons werk stopt bij het wandafnamepunt.

Alles wat daarna komt aan slangen, branders en lasmateriaal wordt geleverd door gespecialiseerde bedrijven. We adviseren onze afnemers over het ontwerp van de systemen en leveren een deel van de apparatuur. De feitelijke installatie wordt verricht door een aantal installatiebedrijven, waarmee we nauw samenwerken en die de systemen volgens onze specificaties plaatsen.» Zijn afdeling Gas Installation Services legt zich toe op het ontwerp en de aanleg van gasdistributiesystemen.

50 en 30 liter cilinders
In de meeste bedrijven wordt voor het lassen gebruikgemaakt van losse cilinders. Over het algemeen gaat het om de bekende stalen 50 liter cilinders, die op een laskar staan of op vaste plekken in een bedrijf. Het gas in deze cilinders heeft een druk van 200 bar. Daarnaast zijn de 300 bar cilinders in opkomst.

Omdat het gas onder een hogere druk staat, zit er in een 30 liter cilinder ongeveer net zoveel gas als in een 50 liter cilinder. De 30 liter cilinders zijn kleiner, stabieler, lichter en veiliger in gebruik dan de grote 50 liter cilinders. Op losse 200 en 300 bar cilinders kan direct een reduceerventiel worden gemonteerd, dat het gas op de gewenste werkdruk brengt. Het gas wordt via een slang naar het lasapparaat gebracht.

Reduceertoestellen
Bedrijven die cilinderpacks afnemen, gebruiken vaak een cilindercentrale, die buiten aan de wand wordt gemonteerd. Het gas wordt via een hogedrukslang van de cilinder(s) naar het verzamelblok en het reduceertoestel gebracht, en daar op de gewenste leidingdruk gebracht.

Daarna wordt het gas gedistribueerd via het leidingsysteem, dat eindigt met een afnamepunt waar de leidingdruk verder wordt gereduceerd naar de juiste druk voor het lasapparaat. Het grote voordeel van een cilindercentrale is dat er meerdere cilinders aan gekoppeld kunnen worden, waardoor de werkvoorraad gas groter is.

Er is een ruime keuze in cilindercentrales afhankelijk van het aantal benodigde cilinders. Er zijn zogenaamde ‘manyflows’ beschikbaar voor maximaal drie losse cilinders, voor twee keer twee cilinders of voor twee keer drie cilinders.

In de meeste gevallen worden de lege cilinders handmatig afgesloten en de volle cilinders opengedraaid, waarna de lege cilinders vervangen kunnen worden. Er zijn ook centrales leverbaar voor het aansluiten van cilinderpakketten. Cilinderpakketten bestaan over het algemeen uit zestien in serie geschakelde 200 of 300 bar cilinders in een metalen frame.

Het aantal cilinders en de afmetingen van de pakketten variëren per bedrijfstak. Bedrijven beschikken dankzij die pakketten over een nog grotere werkvoorraad gas. Er zijn semi-automaten en automaten leverbaar die de overschakeling van een leeg naar een vol cilinderpakket regelen.

Schroefdraad en verloopnippels
De verschillende draadaansluitingen op de cilinderafsluiter vormen een belangrijk aandachtspunt bij het werken met cilinders. De draadaansluiting voor gascilinders wordt vastgelegd in een nationale norm. Voor 200 bar cilinders bestaan er in Nederland en België verschillende soorten cilinderaansluitingen. In Nederland wordt de NEN 3268 gehanteerd terwijl dit in Belgie de NBN 226 is.

Daarnaast wordt de aansluiting volgens DIN 477 meer en meer gebruikt. Het resultaat is dat internationaal werkende bedrijven vaak problemen hebben met de reduceertoestellen die zij standaard gebruiken, omdat deze niet passen op de cilinders geleverd in het land waar ze op dat moment werkzaam zijn.

Zij vragen dan vaak om verloopnippels om het reduceertoestel toch aan te kunnen sluiten. Het grote gevaar van verloopnippels is dat deze in een ander land op een totaal ander gas kunnen worden aangesloten en dus potentieel gevaarlijke combinaties mogelijk maken.

Het gebruik van verloopnippels moet dus zo veel mogelijk vermeden worden en men moet een reduceertoestel gebruiken met de juiste invoerbuis en wartel. Voor 300 bar cilinders is er gelukkig wel een Europese standaard afgesproken.

Installatie van gastanks
Een geplaatste Micro Bulk-tank moet aan een aantal voorwaarden voldoen inzake afstanden tot gebouwen, plaatsing op een onbrandbare ondergrond en het aanbrengen van aanrijbeveiliging, zodat beschadiging van de tanks en de leidingen wordt voorkomen. Daarnaast zijn er voorwaarden voor de afstand tot de erfscheiding en moet de tank, het leidingwerk en het vulpunt ontoegankelijk zijn opgesteld voor onbevoegden. Voor grote bulktanks met een inhoud van meer dan 2.000 liter is over het algemeen een fundering nodig en dus een (bouw)vergunning.

Gasmengers
Om gassen te mengen werden in het verleden vaak elektrisch gestuurde mengers gebruikt die gemonteerd zijn op buffervaten van (roestvast) staal. Vanuit de buffer wordt het gas via een leiding naar de werkplek gebracht. Bij de grote hoeveelheden gas uit tanks is dat vaak een dure oplossing. Er bestaan intussen ook speciale gasmengers die zonder buffer werken. De capaciteit van dergelijke mengers is tot ca. 900 liter per minuut, dus over het algemeen ook ruim voldoende voor bedrijven met een groot volume laswerk.

Tips voor leidingsystemen
GIS-manager Riepe wijst op een aantal praktische tips. «De leidingen moeten uiteraard zo worden aangelegd dat er geen kans op beschadiging optreedt. Dat is vooral belangrijk bij het gebruik van toxische of brandgevaarlijke gassen». Zo moeten de leidingen op enige hoogte gelegd worden.

Op de werkplekken moet men de leidingen naar beneden leggen en voorzien van eigen afnamepunten en reduceertoestellen. Voor uitgebreide leidingsystemen wordt dan weer bij voorkeur gewerkt met meerdere secties in het netwerk, waarbij elke sectie voorzien is van sectie-afsluiters en van noodafsluiters.

«Dat is vooral heel praktisch, want als er problemen zijn, hoef je maar één sectie af te sluiten, terwijl de rest van het bedrijf gewoon kan doorwerken». Ook adviseert hij het gas in de ringleidingen onder een hogere druk te zetten, want de druk in de ringleidingen neemt af naarmate de afstand toeneemt. «Met een hogere druk in de ringleidingen en reduceertoestellen bij de afnamepunten kan op iedere werkplek de juiste druk geleverd worden.»

Leidingmateriaal
Als materiaal voor de leidingsystemen wordt doorgaans staal, rood koper en soms roestvaststaal gebruikt. Staal komt het vaakst voor in industriële omgevingen. Rood koper heeft als voordeel, dat het metaaloppervlak gladder is en er minder verontreinigingen in het leidingnetwerk ontstaan.

Daarom wordt rood koper vooral gebruikt in bedrijven waar hoge eisen aan de zuiverheid van het gas worden gesteld, zoals bij lasersnijden of in laboratoria. In ziekenhuizen wordt daarnaast nog een heel speciaal soort rood koper gebruikt. Riepe zegt dat knelkoppelingen bij het aanleggen van leidingnetwerken zoveel mogelijk voorkomen moeten worden om de kans op lekkage te beperken. Vaak liggen leidingen voor lasgassen namelijk in industriële omgevingen waar veel trillingen voorkomen en knelverbindingen kunnen lostrillen.

«Daarom gaat de voorkeur naar gelaste of hardgesoldeerde verbindingen. Dat maakt de installatie weliswaar wat duurder dan de ook veel gebruikte snelklikleidingen, maar de constructie is veel duurzamer». De klikkoppelingen hebben rubberen 0-ringen die na verloop van tijd vergaan, waardoor uiteindelijk lekkages ontstaan.

Bij het hardsolderen met koperfosforzilversoldeer hoeft geen vloeimiddel gebruikt te worden, zodat er geen vervuiling in de leidingen terechtkomt. Na de aanleg en installatie moeten alle leidingen goed met stikstof doorgeblazen worden en daarna onder druk op lekdichtheid worden gecontroleerd.

Codering
«Soms kom ik in bedrijven om een leiding bij te plaatsen en dan zie je een wirwar van leidingen lopen, met geen enkele indicatie van het soort gas en de richting waarin het stroomt», licht Ronald Riepe toe.

«Je kunt je voorstellen, wat er gebeurt als men per ongeluk een verkeerde leiding met een gevaarlijk of brandbaar gas doorslijpt of –brandt». Het is daarom aan te bevelen standaard op regelmatige afstanden op leidingen kleurstickers met pijlen te kleven, zodat duidelijk is welk gas er in de leidingen loopt en in welke richting. Die kleurcode is overigens hetzelfde als die op de gascilinders: groen voor inerte gassen, bruin voor acetyleen, wit voor zuurstof en rood voor waterstof en andere brandbare gassen.


(foto's: Air Products)