Waarom universiteiten en bedrijven elkaar nodig hebben...

Prof. Dr. Koen Dewettinck van de UGent gaat geen enkele kans uit de weg om een vurig pleidooi te houden voor samenwerking tussen het bedrijfsleven en de academische wereld.

Trefwoorden: #bedrijfsleven, #Koen Dewettinck, #opleiding, #samenwerking universiteit en bedrijf, #UGent

Lees verder

HR

Download het artikel in

ENGINEERINGNET.BE - «Beide partijen hebben elkaar nodig, maar beseffen dat nog al te weinig. Het is maar door de handen in elkaar te slaan dat ons land de kaart van innovatie zal kunnen blijven trekken.»

Welke baat hebben bedrijven bij een samenwerking met universiteiten en kennisinstellingen?
Prof. Dr. Koen Dewettinck: «De economische toekomst van ons land ligt in innovatie, dat is evident. Veel bedrijven, en dan voornamelijk de grotere, beseffen dat en investeren behoorlijk in R&D. Alleen kunnen ze het zich meestal niet veroorloven om lange tijd aan één welbepaald onderzoek te spenderen.

Het is nu eenmaal een economische wetmatigheid dat er snel resultaat moet worden geboekt. In heel wat gevallen kan er op enkele maanden tot een paar jaar wel degelijk een mooie nieuwigheid worden ontwikkeld. Maar om tot echt baanbrekende innovaties te komen, is veelal onderzoek met een tijdshorizon van vijf à tien jaar nodig. En die tijd hebben bedrijven vaak niet, terwijl academische instellingen zich dat wel beter kunnen permitteren.

Vaak is het ook nodig om puzzelstukjes van basisonderzoek uit de hele wereld in elkaar te passen, om van daaruit dan praktijkgerichte innovaties te ontwikkelen. Kennisinstellingen hebben een vlotte toegang tot allerlei databases met wetenschappelijke literatuur, ze beschikken over een uitgebouwd netwerk in de onderzoekswereld, ze zoeken constant naar nieuwe ontwikkelingen en inzichten,...

Dus zijn ze de ideale partner om ideeën en ontbrekende puzzelstukjes aan te brengen. Tenslotte durven academische onderzoekers gemakkelijker out-of-the-box te denken. Een probleem vanuit een totale nieuwe hoek benaderen, is immers inherent aan ons soort onderzoek. Dit is een grote troef waar bedrijven weinig bij stilstaan. Want om echt innovatief te zijn, is het meestal noodzakelijk om de zaken eens op een totaal andere manier te bekijken...»

Maar u zegt dat ook de academische wereld er nood aan heeft met het bedrijfsleven samen te werken?
Prof. Dr. Koen Dewettinck: «Vroeger konden universiteiten als het ware rustig in hun ivoren toren onderzoek verrichten. Maar deze tijden zijn definitief voorbij, zeker wat toegepast onderzoek betreft. Eerst en vooral hebben ze nood aan extra inkomsten omdat de overheidssubsidiëring drastisch werd ingeknot.

Wanneer een universiteit zijn reputatie in stand wil houden en op internationaal vlak iets wil betekenen, dient ze er een uitgebreid team van onderzoekers op na te houden. En dit kan enkel mits een voldoende groot budget. Ter illustratie: vandaag werken in mijn groep een dertigtal onderzoekers.

Als ik het alleen met de overheidsmiddelen zou moeten doen, dan zou ik minstens 80% van die mensen de laan moeten uitsturen. Tevens is het belangrijk om apparatuur te kunnen aankopen, en ook dit is onmogelijk zonder extra financiering.

Maar dit komt dan weer het bedrijfsleven ten goede. Enerzijds gaat het om erg dure systemen die weinig bedrijven zelf kunnen en willen aanschaffen. Anderzijds zullen onderzoekers de apparatuur zodanig exploreren dat ze er een maximum uithalen, waar ondernemingen de oplossingen enkel zullen gebruiken voor de doeleinden die ze voor ogen hadden. En precies het feit dat wij alle potentieel van zo’n apparaat bloot leggen, opent vaak deuren naar nieuwe ontdekkingen en innovaties.»

Is geld dan de enige drijfveer voor kennisinstellingen om samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven aan te gaan?
Prof. Dr. Koen Dewettinck: «Zeker niet. Het is voor de onderzoekers aangenamer wanneer ze zien dat hun onderzoeksresultaten in concrete producten worden vertaald. Bovendien krijgen we door de samenwerkingsverbanden toegang tot grote, ook internationale onderzoeksprojecten.

Want de meeste programma’s die vandaag worden gesubsidieerd, hebben als voorwaarde dat ook bedrijven eraan participeren. Tenslotte is de samenwerking essentieel om de studenten een adequate opleiding te geven. Uiteindelijk is dit onze belangrijkste missie: nieuwe werkkrachten afleveren die meteen in het bedrijfsleven op verschillende niveau’s inzetbaar zijn.

Dit is enkel mogelijk wanneer wij de noden van de ondernemingen voldoende kennen. Samenwerken in onderzoeksprogramma’s is een heel interessante manier om op dit vlak de nodige inzichten te verwerven...»

Waarom vinden veel ondernemingen hun weg (nog) niet naar de academische wereld?
Prof. Dr. Koen Dewettinck: «Eerst en vooral is er de onwetendheid: bedrijven denken nog al te vaak dat wij enkel met erg theoretisch onderzoek bezig zijn en weinig interesse in de praktijk hebben. Daarnaast weten ondernemingen niet altijd even goed bij wie ze moeten aankloppen. Maar de kennisinstellingen zijn zich van dit probleem bewust.

De laatste jaren is er een evolutie aan de gang waarbij kennis over specifieke domeinen in een laagdrempelige structuur wordt ondergebracht. Denk maar aan het consortium Food2Know van de UGent dat zich op de voedingsindustrie richt. Maar dergelijke initiatieven bestaan intussen voor diverse sectoren.

Tenslotte is er nog de problematiek van het intellectuele eigendomsrecht. Pakweg dertig jaar geleden waren universiteiten al blij dat ze een deel van hun onderzoek in wetenschappelijke tijdschriften konden publiceren voor een billijke vergoeding.

Maar bij samenwerkingsverbanden met de privé worden de zaken vandaag complexer. Juridisch is er voor de aanvang van een project immers nog geen kader over wie de intellectuele eigendom over welk deel van het onderzoek krijgt.

Dit betekent dat bij elk project hierover duidelijke afspraken tussen het bedrijf en de kennisinstelling moeten worden gemaakt. En dat creëert wel een spanningsveld en demotivatie. Want het kan soms lang duren vooraleer een akkoord wordt bereikt.»

Verliezen kennisinstellingen hun onafhankelijkheid niet wanneer ze projecten voor bedrijven realiseren?
Prof. Dr. Koen Dewettinck: «Dit is een stelling die inderdaad vaak wordt geponeerd. Maar ik durf die ten stelligste te bestrijden. Het is niet omdat je met het bedrijfsleven samenwerkt, dat je onderzoek niet onafhankelijk en voldoende fundamenteel is.

Wel is het noodzakelijk dat de bedrijfspartner beseft dat het onderzoek niet altijd de resultaten zal opleveren dat hij hoopt te krijgen. De uitkomst is immers nooit voor honderd procent te voorspellen.»

Gebeurt het dan vaak dat de resultaten van dergelijk fundamenteel onderzoek niet in de praktijk worden omgezet?
Prof. Dr. Koen Dewettinck: «Helaas is dat inderdaad nog al te vaak het geval, maar het betreft dan wel vooral onderzoek dat in het kader van doctoraten gebeurt. Dit heeft dan weer te maken met het feit dat deze research nog onvoldoende in samenwerking met het bedrijfsleven gebeurt en de overheid geen efficiënt kader creëert voor de oprichting van spin-offs.

Maar we moeten ook wel de hand in eigen boezem steken. Nog al te vaak wordt onderzoek opgestart zonder na te denken over mogelijke valorisatie. We zijn goed in het omzetten van kennis in publicaties, maar onvoldoende bekwaam om die publicaties terug in geld om te zetten via vermarktbare applicaties.»

U bent een vurig pleitbezorger voor samenwerking tussen het bedrijfsleven en de academische wereld. Maar hebt u geen schrik dat u hiermee in eigen vel snijdt? Dat uw onderzoekers door van de praktijk te proeven, ook voor een carrière in de privé zullen kiezen?
Prof. Dr. Koen Dewettinck: «Het is een feit dat vooral in de technische en exacte wetenschappen er een tekort aan mankracht is. Vooral ingenieurs zijn erg gegeerd. We moeten allemaal in dezelfde vijver vissen. Maar uiteindelijk is het onze taak als academische instelling om mensen voor het bedrijfsleven op te leiden.

Bovendien is het goed om in onze onderzoeksteams wat roulatie te krijgen. Het is immers noodzakelijk dat er steeds weer plaatsen vrijkomen voor nieuwe doctorandi. Dus neen, ik heb geen schrik dat de samenwerking ertoe zal leiden dat er in de academische wereld een tekort aan onderzoekers zal ontstaan.

Meer nog, ik zou de bedrijven willen aanraden om meer doctorandi en zelfs post-docs in hun R&D-team op te nemen. De laatste zijn weliswaar duurder dan gewone onderzoekers, maar ze brengen een meerwaarde die nog onvoldoende wordt erkend: namelijk hun 'tacid knowledge' of impliciete kennis.

Mensen die een doctoraat hebben gemaakt, zijn in staat om een probleem op een analytische manier te ontleden en op een pragmantische manier te benaderen. Ook weten ze hoe ze resultaten moeten interpreteren en naar de praktijk vertalen.

Wil je echt aan R&D doen, dan is het in mijn ogen essentieel medewerkers aan te werven die zijn opgeleid om onderzoek te doen. En op dat vlak zijn mensen met een doctoraat zonder twijfel de beste keuze.»

Is er nog een boodschap die u het bedrijfsleven wenst mee te geven?
Prof. Dr. Koen Dewettinck: «'Short term thinking is the enemy of long term success'. Met andere woorden: het is essentieel voor bedrijven dat ze in innovatie investeren. De sleutel is samenwerkingsverbanden met kennisinstellingen aan te gaan, maar hierbij te streven naar langdurige partnerships die in een win/win-situatie voor alle partijen resulteren.

Geef ons het vertrouwen om projecten ook daadwerkelijk uit te werken. Want het gebeurt nog al te vaak dat bedrijven ideeën lospeuteren onder het mom van een mogelijk samenwerkingsproject, maar de uitwerking dan uiteindelijk in handen van andere partijen geven.

Dit is heel erg demotiverend voor de onderzoekers, schaadt het vertrouwen, zorgt ervoor dat bedrijfsleven en academische wereld elkaar niet vinden en zal er op termijn toe leiden dat de innovatiekracht van ons land in het gedrang komt. Ook is het belangrijk om ons niet als 'loodgieters' te zien.

Roep onze hulp niet enkel in om een prangend probleem op te lossen. Geef ons eveneens de middelen en tijd om de mechanistische achtergrond van het probleem te onderzoeken, zodat we met structurele oplossingen op de proppen kunnen komen.

Want uiteindelijk is het enkel op deze manier dat investeren in onderzoek echt kan worden gevaloriseerd...»


(foto's: 3M, Festo)
door Els Jonckheere, Engineeringnet